Stoepplantje van de week: paardenbloem
Hortus botanicus LeidenDe paardenbloem (Taraxacum officinale) is een soort uit de composietenfamilie (Asteraceae). In deze familie bestaat de bloem van de plant uit kleine lintbloemen die dicht op elkaar een fraaie compositie vormen. Bij de paardenbloem is de bloem heldergeel. In april kunnen ze daarmee hele weilanden geel kleuren. De lintbloemen zijn omhuld met een kleine kelk, het pappus genoemd, dat na de bloei uitgroeit tot vruchtpluis. Daarmee verspreidt het zaad zich op de wind en kunnen kinderen proberen met één blaas alle pluisjes weg te blazen. Zo dragen ze bij aan de verspreiding van de zaden van deze plant. Wellicht tot verdriet van liefhebbers van mooie gazons, want waar paardenbloemen groeien, wordt de groei van andere planten belemmerd. Dat komt doordat de lange op rucola lijkende bladeren in een bladrozet bij elkaar staan in een meestal plat, de bodem bedekkend vlak dat dan een belemmering vormt voor andere planten om doorheen te komen.
De penwortel van de paardenbloem kan decimeters diep de grond in dringen. Wanneer hij op enige diepte afbreekt of wordt afgesneden, kan de plant zich herstellen en kunnen verscheidene rozetten ontspruiten uit de afgebroken penwortel. Ook niet zo leuk voor gazonliefhebbers, die moeite zullen hebben om met een maaimachine de paardenbloem te lijf te gaan vanwege de platte rozetten, waar deze machines geen vat op hebben.
De stengel van de paardenbloem is hol en heeft geen bladeren. Bij kneuzing vloeit hieruit een witte, melkachtige vloeistof, die paardenbloemenmelk wordt genoemd.
De voortplanting vindt voor een groot deel plaats zonder bevruchting. Daardoor zijn er grote groepen paardenbloemen die weinig van elkaar verschillen. Er worden zogenaamde microsoorten onderscheiden, in Nederland minimaal 250, die in de systematische indeling van deze plant worden samengevoegd tot secties. Bepaalde microsoorten zijn zeldzaam.
Naam
Er bestaan binnen het Nederlands taalgebieden 86 geregistreerde volksnamen en dat is teveel om hier op te noemen. De belangrijkste zijn de namen hondstong of hondenbloem in het noorden van Nederland, maar dat is verwarrend want hondstong is ook de benaming voor een andere plantensoort. In het zuiden van Nederland en in Vlaanderen wordt de paardenbloem ook wel pisbloem genoemd, of nog vulgairder beddezeeker. Deze naam slaat kennelijk op het urineafdrijvend effect van de plant wanneer de bladeren gegeten worden. Ook in het Frans is de plant naar dit effect genoemd en heet hij pissenlit (lit betekent bed). Een minder gebruikelijke Franse naam is dent de lion, wat terug te vinden is in de Engelse naam dandelion. In Nederland wordt de vertaling hiervan, leeuwentand, gebruikt voor een andere op de paardenbloem gelijkend plantengeslacht. In het Duits weer niet, daar is de naam voor deze plant löwenzahn. Onduidelijk is waarom er zo’n brute vergelijking is gemaakt met de tanden van leeuwen. De lintbloemetjes zijn maar licht gekarteld en de bladrozetten zijn ook niet zo vervaarlijk. Maar blijkbaar zien wij met onze fantasie toch iets van leeuwentanden in deze rozetten.
In Nederland kreeg de plant in 1906 pas officieel de naam paardenbloem. Dat suggereert de voorkeur van paarden voor deze plant, alhoewel dat in de praktijk nergens duidelijk bevestigd wordt. Andere diersoorten als ganzen en konijnen zijn er veel meer verzot op.
Vermeldenswaard is ook de spelling met een tussen-n, omdat er in de Nederlandse spelling een speciale paardebloemregel bestaan heeft. Een commissie van wijze mannen besloot in 2005 dat er overal een tussen-n geschreven moest worden waar dat maar kon in woordsamenstellingen van zelfstandige naamwoorden, maar niet in een samenstelling waarvan het eerste deel een dierennaam is en het tweede deel een plantkundige aanduiding. Paardebloem was het bekendste voorbeeld van die uitzondering, vandaar de naam paardebloemregel. Een commissie van nog wijzere mannen heeft later besloten dat het toch paardenbloem met tussen-n moest worden. Het wachten is nu op een nog veel wijzere commissie, misschien bestaande uit mannen én vrouwen, die de enig juiste naam paardebloem weer zal invoeren, want niemand spreekt die tussen-n uit.
In de Grieks/Latijnse naam Taraxacum officinale komt taraxacum van taraxos (stoornis) en akon (remedie). Taraxacum betekent dus geneesmiddel tegen kwalen. Officinale komt van het Latijnse officium dat werkplaats betekent en hier, in plantkundig/medische verband, apotheek.
Herkomst en vindplaats
Paardenbloemen komen voor in de gematigde temperatuurgebieden van Amerika, Afrika, Azië, Australië en Europa, de hele wereld dus. De oorsprong schijnt Eurazië te zijn. Zij groeien vooral in vochtige tot natte voedselrijke graslanden, maar schuwen andere plekken ook niet, want ze kunnen met hun diepe penwortels altijd wel aan voedsel komen. Een duidelijk stoepplantje dus.
Consumptie en gebruik
Paardenbloemen zijn eetbaar, maar smaken wat bitter. De jonge bladeren zijn minder bitter en worden gekweekt en verkocht als molsla. Dit kweken gebeurt door de in het voorjaar uit de overwinterde wortelen uitgroeiende jonge bladscheuten bedekt te houden, zodat geen of weinig bladgroen ontstaat. Vroeger werd in molshopen naar deze 'gebleekte' paardenbloembladeren gezocht, vandaar de naam molsla. Door veredeling is een verbeterde, bladrijke molsla verkregen. Dit product wordt op diverse markten in Europa als malse voorjaarsgroente aangeboden. In Nederland is het echter niet ruim verkrijgbaar. Heel anders is dat in Nieuw-Zeeland, waar de maori’s onder de verzamelnaam Puha een veelheid aan eetbare, kruidachtige planten verstaan. Daaronder bevindt zich ook de paardenbloem, die als gewone bladgroente geconsumeerd wordt. We kunnen natuurlijk ook in de natuur paardenbloemblad plukken. Die zal dan wel een iets bitterder smaak hebben dan de gekweekt vorm, maar is niet te versmaden en kan zeer goed dienst doen als ingrediënt voor pesto. Dan hoef je ook niet zoveel te plukken. Het recept is heel eenvoudig. Neem een willekeurig recept voor pesto en vervang de basilicum door molsla. Dan heb je molpesto. Qua uiterlijk doet het blad erg denken aan rucola, zoals reeds gezegd, maar de smaak is bitterder.
Ook de bloem is tot aan de zaadzetting eetbaar. Koken van de bloemen levert een honingachtige siroop op. Daarmee kan dan weer jam bereid worden of ook iets alcoholisch, wijn of likeur.
Vervanging van natuurrubber
Het melksap van de paardenbloem kan gebruikt worden voor de bereiding van rubber. Daarvoor moet je wel de Russische variant van de paardenbloem nemen, die een soort latex (polyisopreen) in de wortels bevat. Eén hectare paardenbloemen levert echter slechts ongeveer 150 kilogram rubber op. Dit tegen een opbrengst van 2000 kilogram per hectare voor de Braziliaanse rubberboom. Dat kan dus nooit echt concurrerend worden, behalve in de Sovjet-Unie, waar de paardenbloementeelt in 30 procent van de rubberbehoefte kon voorzien in moeilijke tijden. Door de opkomst van synthetisch rubber is de betekenis hiervan voor de rubberproductie verloren gegaan. Maar daar treedt verandering in op, want hoe je het ook wendt of keert, natuurrubber is beter dan kunstrubber en met de paardenbloem kun je ook in gematigde klimaatzones natuurrubber produceren. Er wordt momenteel gezocht naar variëteiten met een hogere opbrengst.
Geneeskrachtige werking
De paardenbloem is als geneeskrachtig kruid heel veelzijdig. Er wordt aan de plant een bloedzuiverende, eetlustopwekkende, urineuitdrijvende en laxerende werking toegeschreven. De plant bevat verder veel vitamine C en zou een gunstige effect hebben op de werking van lever en nieren. Zowel de wortels, in gedroogde vorm, als de bladeren worden gebruikt. Door de aanwezigheid hierin van bitter smakende stoffen heeft de plant eveneens een eetlustopwekkende werking. En de melk van de plant, wordt beweerd, kan gebruikt worden tegen puistjes. Ook de bloem van de plant zou geneeskrachtig zijn en helpen tegen wratten. Een belangrijk aspect van de paardenbloem zou verder de ondersteuning van de leverfunctie van melkvee zijn.
Chemische aspecten
Zoals alle planten heeft ook de paardenbloem een veelheid aan werkzame stoffen. Een aantal van de opvallendste worden hier genoemd.
Inuline
Dit is een vaste stof waarvan de moleculen bestaan uit ketens van drie tot wel honderd fructosemoleculen. De ketens kunnen vertakt of recht zijn en hebben aan het eind van de keten een glucosemolecuul. Inuline is daarmee een complexe koolhydraatverbinding (polysacharide) en net als zetmeel een reservevoedingsstof voor de plant. Het beschermt de plant ook tegen bevriezing.
Choline
Choline is een belangrijke voedingsstof voor de mens die zowel via de voeding kan worden binnengekregen als ook kan worden aangemaakt in het lichaam zelf. Voor planten is het ook een belangrijke voedingsstof. Het is positief geladen en heeft een quaternair ammoniumion. Dit ion is ook aanwezig in water met opgelost ammoniak dat dan ammonia heet en waarin zich het ammoniumion NH4+ bevindt. Maar hier zijn de waterstofatomen vervangen door organische groepen.
Chemische formule: C5H14NO. Structuurformule:
Looizuur
Over looizuur is veel te zeggen, maar dat zou hier te ver voeren. Het is een stof die de plant behoedt tegen insectenvraat en bestaat uit een combinatie van glucose- en galluszuurmoleculen. Hierbij een voorbeeld van een looizuur opgebouwd uit een glucosemolecuul en drie galluszuurmoleculen.
Bitterstoffen
Dit is een veelheid aan stoffen die bitter zijn en nog vele andere eigenschappen kunnen bezitten. Voor de paardenbloem wekken zij eetlust op door stimulering van maagzuur- en galafscheiding.
Melksap
Het melksap van de paardenbloem bevat eiwit, hars en taraxine. Taraxine is een verzamelnaam voor sesquiterpeenlactonen, die een klasse vormen van organische verbindingen die in veel planten voorkomen en allergeen zijn bij overdosis. Grazend vee kan hiermee te maken krijgen. Structureel gezien bestaat taraxine uit een sesquiterpeengedeelte en een lacton (een cyclisch ester). Het voert te ver om hier nader op in te gaan.
Poly-isopreen
De latex van natuurrubber, die in de wortels van de Russische variant van de paardenbloem voorkomt, bestaat uit polymeren van isopreen met de chemische formule C5H8, waarvan de structuurformule er zo uit ziet:
Heel eenvoudig dus en begrijpelijk als je bedenkt dat op elk hoekpunt een koolstofatoom zit, aangevuld met waterstofmoleculen. Omdat koolstof vierwaardig is, is er plaats voor acht waterstofmoleculen die net als de koolstof (meestal) niet weergegeven worden in de structuurformule. Latex ontstaat als het monomeer isopreen polymeriseert, dus lange ketens vormt, en levert natuurrubber op van een zeer goede kwaliteit.
Misschien duizelt het u inmiddels: tijd om naar buiten te gaan, en met eigen ogen te bekijken hoe mooi paardenbloemen zijn. Noteer uw waarnemingen en geef ze door voor het stoepplantjesonderzoek.
Tekst: Piet Rieff, Hortus botanicus Leiden
Afbeeldingen: KU Leuven; André Biemans; Flora van Oudemans; Tineke; Piet Rieff; Landbouwencyclopedie van Seikei Zusetusu (1793), Universiteitsbibliotheek Leiden