Zeer zeldzame adderwortelgaatjesmaker in nieuwe landen gevonden
De Vlinderstichting, Naturalis Biodiversity CenterTerwijl er veel bekend is over de verspreiding en biologie van de blauwe vuurvlinder (Lycaena helle) en de ringoogparelmoervlinder (Boloria eunomia), wisten we tot nu vrijwel niks over een kleine vlinder die gebonden is aan dezelfde voedselplant: de adderwortelgaatjesmaker (Antispilina ludwigi). Een lot dat de soort deelt met vele andere kleine en onopvallende insecten. Eerder waren er slechts enkele vindplaatsen uit Duitsland, Tsjechië, Polen en Litouwen bekend.
Sommige soorten in de vlinderfamilie zilvervlekmotten (Heliozelidae) heten ‘gaatjesmaker’ vanwege de opvallende gaten die de rups achterlaat als hij de bladmijn verlaat. Nadat Naturalis entomoloog Erik van Nieukerken de kenmerkende bladmijnen had gevonden tijdens een wandeling in het Centraal Massief in Frankrijk in 2009, zochten hij, Steve Wullaert en Rudolf Bryner in de zomer van 2017 gericht naar deze soort in Frankrijk (Auvergne), België (Ardennen) en Zwitserland (Jura en Alpen) op plaatsen waar adderwortel talrijk voorkomt. Het bleek dat de soort onverwacht talrijk is op veel van deze groeiplaatsen, tevens plekken waar de blauwe vuurvlinder ook veel voorkomt. Hoewel deze vindplaatsen regelmatig bezocht worden door onderzoekers die onder meer de vegetatie en de dagvlinders bestuderen, waren de opvallende mijnen van Antispilina nooit eerder gemeld.
De rupsen kunnen gevonden worden vanaf eind juni tot augustus, en een hele enkele misschien nog in september. De zeer kleine vlinders (voorvleugel circa twee tot twee en een halve millimeter lang) die opgekweekt werden, kwamen uit in het volgende voorjaar. In het veld werd slechts eenmaal een vlinder gevonden, in mei. In een zojuist verschenen artikel in het tijdschrift Nota Lepidopterologica wordt de soort in detail beschreven, met informatie over de levenswijze en het voorkomen. De bladmijn is makkelijk te herkennen aan de zwarte vlek in het begin, waar de volgroeide rups een zakje uit losbijt waarin hij een verpoppingsplek zoekt. Het ontstane gat in het blad karakteriseert de lege bladmijn. Gezien het bijzondere biotoop, goed ontwikkelde groeiplaatsen van adderwortel in voedselarme vochtige graslanden of heiden, vermoeden de auteurs dat de soort kwetsbaar is. Net als de dagvlinders waar hij mee samen leeft. Ze stellen voor dat onderzoekers naar de dagvlinders van adderwortel ook aandacht besteden aan het voorkomen van de bladmijnen van Antispilina.
Zo kunnen wellicht nieuwe vindplaatsen ontdekt worden, en is er een extra argument voor bescherming van dit bijzondere biotoop. Op deze manier zou ook de toch wel bestaande barrière tussen onderzoekers van dagvlinders en kleinere (nacht-)vlinders geslecht kunnen worden. Er zijn meer gevallen van zeldzame dagvlinders die een voedselplant delen met eveneens zeldzame kleine vlinders; samenwerking kan leiden tot betere bescherming van beide groepen. Er is al contact gelegd met onderzoekers die de blauwe vuurvlinder in de Eifel bestuderen, om daar ook naar Antispilina ludwigi te zoeken. Hoewel adderwortel ook in Nederland voorkomt, verwachten we Antispilina ludwigi niet in Nederland, omdat het geschikte biotoop en massale groeiplaatsen van adderwortel niet (meer) voorkomen en de genoemde dagvlinders evenmin.
Meer informatie
- Artikel uit Nota Lepidopterologica.
- De waarnemingen van de adderwortelgaatjesmaker uit Gbif.
- Meer info op Lepiforum.de.
- Meer info op Belgische bladmineerders.
Tekst: Erik J. van Nieukerken, Naturalis Biodiversity Center
Foto’s: Rudolf Bryner; Steve Wullaert; Alexander Rauw