Schubhaarkegelbij duikt op in stierenkuilen
ARK Rewilding NederlandHet zilveren fluitje heeft een voorkeur voor stuifzanden en steilranden met insectengaten om daarin haar met kunstig uitgeknipte blaadjes beklede nest te maken. De door stieren in de bronsttijd gegraven kuilen hebben vaak dit soort steile wanden.
De schubhaarkegelbij, een aandoenlijk donkergrijs bijtje met crème-vuilwitte tekening, is in 2010 in Nederland ontdekt op de Bergerheide in Noord-Limburg door Stijn Schreven. In de daaropvolgende jaren is het bijtje alleen heel plaatselijk in het zuidelijke deel van Zeeland en Limburg waargenomen. En op 12 juli 2020 dus voor het eerst in de natuurlijk begraasde uiterwaarden van de Ooijpolder bij Nijmegen. Het is daarmee de meest noordelijke waarneming tot nu toe en deze bij volgt zo de trend van klimaatgevoelige insecten.
Testosteron
Indirect, via het zilveren fluitje, is de schubhaarkegelbij dus afhankelijk van steile wanden. Nu ontstaan steilranden in de natuur alleen als gevolg van erosieprocessen. Ofwel door beken en rivieren, ofwel door de wind in stuifzand, ofwel door stieren. Het stromende water is in Nederland grotendeels aan banden gelegd, stuifzanden raken door stikstofdepositie steeds meer begroeid, maar runderen lopen sinds dertig jaar weer in kuddes rond met een natuurlijke verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke dieren in steeds meer natuurgebieden. De dieren krijgen daar weer de ruimte om hun natuurlijke gedrag te vertonen. In het voorjaar maken stieren onderling uit wie de sterkste is en de meest begeerde koe mag dekken. Testosteron jaagt de stieren op, die hun kracht laten zien en hun spieren oefenen met schraapbewegingen van poten, schouders en kop, meestal tegen een helling. Doordat ze telkens hiervoor dezelfde plek opzoeken, ontstaat een kuil van een halve meter tot een meter diep met een steile rand in een halve cirkel aan de hellingzijde.
Rozenbehang in de kinderkamer
Al eerder hadden andere behangersbijen een stierenkuil uitgekozen voor hun broed. Vorig jaar een grote bladsnijder met verschillende nesten; dit jaar een (waarschijnlijke) tuinbladsnijder en in verschillende kuilen het zilveren fluitje. Natuurvader Jac. P. Thijsse heeft begin vorige eeuw de naam bedacht vanwege de hoge toon die de vleugels produceren tijdens de vlucht. Bij de stierenkuilen is gezien dat het zilveren fluitje nauwgezet de holen van andere bijen en wespen inspecteert voordat ze er eentje uitkiest om in te nestelen. Dan vliegt ze naar een boom of struik, bij de kuilen meestal een hondsroos, om uit de blaadjes met haar kaken mooie ronde stukken te knippen. Vooral vergeelde blaadjes zijn in trek. Die buigt ze om, om ze beter te kunnen vervoeren tussen haar poten en vliegt ermee naar het hol. Daar dienen de blaadjes ter bescherming van het broed. Dan gaat ze naar diverse soorten bloemen om stuifmeel te halen, dat ze niet met haar poten verzamelt, maar met de haren op haar buik, de zogenaamde buikschuier. Als ze voldoende voorraad heeft, legt ze er een eitje op en sluit het broed af met blad.
De indringer
Ook de schubhaarkegelbij zoekt rusteloos de holen af, op zoek naar het broed van het zilveren fluitje. Als ze die vindt, gaat ze naar binnen en prikt ze met haar legboor door het blad en deponeert haar eitje bij het stuifmeel. De larve ontwikkelt kaken, waarmee deze het eitje of de larve van de gastheer doodt. Vervolgens doet de larf zich tegoed aan de rest van het stuifmeel en spint zich in in een cocon. Dan gaat het jonge insect in diapauze, een soort verstarde toestand, om het volgende jaar te verpoppen en als volwassen bij uit te sluipen.
Staatsbosbeheer investeert al dertig jaar in natuurlijke begrazing in de Gelderse Poort bij Nijmegen. Dat levert onverwachte fenomenen op als stierenkuilen met steilranden vol insecten.
Kijk hier voor meer informatie en download de gratis stierenkuil-tekening in onze web(geef)winkel.
ARK Natuurontwikkeling stimuleert natuurlijke processen zoals erosie en sedimentatie, begrazing en predatie en kringloopprocessen als dood hout, poep zonder troep en grote kadavers. Begrazing brengt zelf ook weer allerlei processen voort zoals: verspreiding van plantenzaden via mest en vacht, wroetplekken, zandbaden en stierenkuilen.
Met dank aan Flor Rhebergen voor het op naam brengen van de schubhaarkegelbij en Peter Hoppenbrouwers en Stijn Schreven voor hun inspanningen bij het determineren van het zilveren fluitje.
Tekst, tekening en foto’s: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling