Vierbandgroefbij ontdekt stierenkuil
ARK Rewilding NederlandKlimaatsoort
Na een afwezigheid van vijftig jaar werd de vierbandgroefbij in 2005 weer aangetroffen op de Bemelerberg in Zuid-Limburg. Toch bleef het jarenlang nog vrij rustig met meldingen, tot vanaf 2016 de waarnemingen weer begonnen toe te nemen, maar nog steeds met Zuid-Limburg als zwaartepunt. Na wat plaagstootjes de afgelopen twee jaar in Midden-Limburg, Brabant en Zuid-Holland, exploderen de waarnemingen dit jaar en bereikt de bij ook het zuidelijke rivierengebied van Gelderland. Het lijdt geen twijfel dat dit het gevolg is van de warmere zomers.
Onstuimige stier helpt bijenbroed
Steile, lemige wanden als in holle wegen, groeven en riviersteilranden zijn bij uitstek geschikt voor de vierbandgroefbij om het nest in te maken. En sinds dit jaar is daar dus een nieuw type bijgekomen: stierenkuilen. In de bronsttijd dagen stieren in natuurlijke kuddes elkaar uit en meten op allerlei manieren elkaars krachten. De sterkste stier mag namelijk de populairste koe uitkiezen. Onderdeel van die hormoongedreven rituelen is het maken van een stierenkuil. De stier graaft met zijn poten op steeds dezelfde plek, bij voorkeur tegen een helling, een gat in de grond dat daardoor steeds dieper wordt. Dat kan variëren van ruim een halve meter tot een meter diepte aan de hellingzijde.
De steile wand die daardoor ontstaat, werkt als een magneet op tientallen insectensoorten, met name wespen en bijen. De voordelen zijn dan ook niet mis: als steilewandbewoner krijg je geen regen in je hol, er loopt geen ongedierte naar binnen en je kunt je zand makkelijk kwijt (ten koste van de onderbuurvrouw). De kuil is overzichtelijk en vrij van vegetatie, zodat je eventueel gevaar van ver ziet naderen en je kunt dan bij dreiging snel wegvliegen. Door de beslotenheid van de kuil waait het er minder, zodat de temperatuur makkelijk kan oplopen. Het kale zand is gemiddeld vijf graden warmer dan de omgeving.
Sterk staaltje nestbouw
Het nest van de vierbandgroefbij is buitengewoon complex. Aan het eind van een tien tot dertig centimeter lange tunnel bouwt ze een losstaande raat van cellen naast elkaar, die zijwaarts, boven- en achterlangs met bruggen aan de wand van een holle ruimte vastzitten. De binnenwand van de cellen wordt met speeksel aangesmeerd, zodat het geheel stevig genoeg blijft. Het vrouwtje leeft uitzonderlijk lang, een vol jaar, zodat ze het opgroeien van haar kroost nog meemaakt. De jonge vrouwtjes worden bevrucht in de zomer en brengen de winter onder de grond door, om het volgende voorjaar uit te vliegen en een nieuw nest te maken.
Dat het hard kan gaan met nieuwkomers laten de breedbandgroefbijen zien. Die kwamen vorig jaar, als zeldzame bij, vanuit het zuiden pas in juni voor het eerst in de kuilen. Dit jaar vlogen ze er al in april, dus dat was eigen broed. Momenteel zijn dit de algemeenste bijen in de kuilen. Ze hebben de voorkeur voor het bovenste, lemige deel van de steilrand. Breedbandgroefbijen leven sociaal, met meerdere vrouwtjes in hetzelfde nestgat. Later uitgeslopen vrouwtjes werken tijdelijk als werkster voor de eersteling.
Kijk voor meer informatie op ark.eu/stierenkuil en download de gratis tekening van de stierenkuil en zijn sleutelrol in de natuur via de web(geef)winkel van ARK Natuurontwikkeling.
ARK Natuurontwikkeling stimuleert natuurlijke processen zoals bodemwoeling door grote grazers. Zo maken zwijnen wroetplekken, wisenten en paarden zandbaden en runderen veegplekken en stierenkuilen. Talloze planten en dieren profiteren van de open grond.
Met dank aan Harm Schoten, Arnold van Krefeld en Ivo Raemakers voor de documentatie en determinatie.
Tekst en foto’s: Jeroen Helmer, ARK Natuurontwikkeling