Aan de natuur overlaten: niet altijd een goed idee
Ecologisch Adviesbureau MaesIn Nederland bestaan geen oerbossen met volledige zelfregulatie meer. In de late middeleeuwen waren de meeste al verdwenen. Het steeds intensievere ruimtegebruik na de late middeleeuwen zorgde voor een verdere versnippering van de laatste wilde natuurbossen.
Wat is er nog wel over van die wilde bosnatuur?
Deze laatste resten oud bos (ancient woodlands of oude boskernen) zijn vaak eeuwenlang intensief en traditioneel beheerd. Boeren en dorpsgemeenschappen benutten ze als hakhout- of middenbos voor een veelheid aan toepassingen. Dat beheer zorgde voor periodieke lichtstelling in het bos. Daardoor konden tal van wilde populaties bomen, struiken en kruiden, met hun diversiteit aan ecologische relaties, zich tot op de dag van vandaag handhaven. Deze oude bosrestanten zijn vaak hotspots van soortenrijkdom voor houtige soorten en bestaan uit grote en kleine snippers oud bos en oude houtwallen en heggen. Vaak is het een mix van wilde bomen, geselecteerde productiebomen, exoten en tuinontsnappingen. De bodems en de waterhuishouding zijn doorgaans meer of minder verstoord en de omgeving beïnvloedt het bos met luchtverontreiniging vanuit verkeer en industrie, en vooral ook met stikstof en bestrijdingsmiddelen uit de landbouw. Ook de best bewaarde bossen grenzen vaak aan landbouwgronden.
Kortom, al onze bossen, ook de nog meest ‘natuurlijke’ bossen, staan ver af van hun zelfregulerend verleden. De oudste bossen hebben inmiddels een lange geschiedenis achter de rug van bosbeheer, kappen van delen van het bos en latere heraanplant. De karakteristieke soortensamenstelling van deze bossen is soms nog aanwezig maar veel populaties bomen en struiken komen zeer beperkt voor of zijn regionaal uitgestorven. Niets-doen-beheer zorgt op deze plekken niet vanzelfsprekend voor meer biodiversiteit.
Effecten van ‘aan de natuur overlaten’
Veel van onze oude boskernen worden eigenlijk al weinig beheerd, dus meer of minder ‘aan de natuur’ overgelaten. Het gevolg is dat concurrentiekrachtige en vaak minder gewenste soorten kansen krijgen en de oude boskernen daardoor donkerder worden. De lichtvragende soorten bomen, struiken en kruiden gaan er dramatisch achteruit. Zo gaan in de oude eiken- en beukenmalebossen op de Veluwe, waar het meeste hakhoutbeheer al zeker tachtig jaar is gestopt, de winter- en zomereik door gebrek aan licht hard achteruit. De eiken worden overschaduwd door douglassparren, fijnsparren en beuken. Naar schatting de helft van het aantal eiken van deze belangrijke populaties is hier sinds 1950 doodgegaan. Elders verdwijnen de laatste zeldzame wilde appels, wilde rozen, meidoorns en andere soorten. De laatste uitwijkplaatsen voor deze lichtminners zijn dan de bosranden.
Bosreservaten
Vanaf de jaren 1980 zijn in Nederland zestig bossen aangewezen als ‘bosreservaat’, met als expliciet doel een ‘niets-doen-beheer’. Ze liggen zowel binnen Natura 2000-gebieden als er buiten. Het idee is om de natuur haar gang te laten gaan en dat proces te monitoren met de bedoeling kennis op te doen en ervan te leren. In het licht van bovenstaande lijkt reflectie hierop en heroverweging van het bosreservatenbeleid noodzakelijk. Juist diverse topbossen, soms soortenrijk en met belangrijke populaties wilde bomen en struiken, zijn hiervoor geselecteerd. Hoewel er geen volledig overzicht is (houtige gewassen worden ook bij bosmonitoring taxonomisch slecht in beeld gebracht), is het verdwijnen van zeldzame en karakteristieke soorten vastgesteld. Dit beheer is dan ook in strijd met Natura 2000-doelstellingen, waarbij het gaat om het duurzaam voortbestaan van de boshabitats. Voorbeelden van lokaal uitsterven in bosreservaten zijn: winterlinde (Bekendelle), rood peperboompje (Savelsbos), kraagroos (Savelsbos) en wilde appel (Vijlenerbos). Ook afname van populaties van bijvoorbeeld grootvruchtige meidoorn, wilde rozensoorten en zomer- en wintereik is op diverse locaties waargenomen.
Oplossingen zijn niet direct pasklaar
Het onderzoek en monitoren van bosreservaten zou wel door moeten gaan, maar gezien het verdwijnen van bijzondere soorten is aanpassing van het bosreservaat-concept gewenst. Te overwegen zou zijn om de Vlaamse methode van ‘gerichte bosreservaten’ over te nemen, waarbij het vrijstellen van bijzondere bomen en het wegnemen van storende elementen wel mogelijk is. Dit bevelen we aan voor oude boskernen en oude landschapselementen in Natura 2000-gebieden. Er is nog geen pasklare oplossing voor de beste wijze waarop bossen lichter gemaakt kunnen worden. Bij reguliere dunning, begrazings- of hakhoutbeheer moet meer aandacht zijn voor behoud van de kwetsbare wilde populaties van bomen en struiken door selectieve bevoordeling. Lichtvermeerdering kan al worden bereikt met een goede en simpele methode, namelijk het ringen van verspreid staande exoten of andere overheersende bomen. Beheer op maat en leerexperimenten zijn hard nodig om meer zicht te krijgen op ecologisch bosbeheer ten dienste van het behoud van het genetisch erfgoed biodiversiteit in bossen.
Meer informatie
- Atlas van het landschappelijk groen erfgoed van Nederland
- Rapport Behoud groen Erfgoed, Plan voor het behoud van bedreigde wilde bomen en struiken in Nederland
Tekst: Bert Maes, Ecologisch Adviesbureau Maes met medewerking van René van Loon, Ecologisch Adviesbureau Van Loon
Foto's: Ecologisch Adviesbureau Maes (leadfoto: Bekendelle bij Winterswijk. Hier verdween de winterlinde. Op de foto de zeldzame ruwe iep)