Hoe het verleden kansen biedt voor hedendaagse uitdagingen
Atlas LeefomgevingJarenlang trok de cartograaf Jacob van Deventer (1500-1575) uit Mechelen langs steden en dorpen in het Habsburgse rijk. Satellieten en drones bestonden nog niet, dus hij was overgelaten aan zijn passer, kompas, pen en papier en zijn benen als stappenteller. De middeleeuwse cartograaf werkte aan een reuzenproject in opdracht van Filips II, koning van Spanje: de kartering van de Nederlandse steden en grotere dorpen uit het Habsburgse rijk. Dit leidde tot maar liefst 226 stadsplattegronden. Uniek aan de kaarten van Van Deventer is is dat ze allemaal dezelfde schaal (1:8000) hebben en dat consequent het noorden boven staat. Maar wat vooral opvalt, is dat ze met een verbluffende staat van correctheid zijn gemaakt. Van Deventer stierf in 1575 in Keulen. De atlasdelen kwamen in handen van de Spaanse overheid en belandden in Madrid. Pas in de negentiende eeuw doken ze weer op, maar nu als historische curiositeit. In de zomer van vorig jaar werden de plattegronden van Jacob van Deventer voor het eerst samen gebundeld in de Stedenatlas van Jacob van Deventer.
Oud bepalend voor nu
Leg een kaart van Van Deventer naast een recente plattegrond of luchtfoto en de overeenkomsten springen in het oog, vertellen de samenstellers van de Stedenatlas in het Reformatorische Dagblad. Veel ruimtelijke structuren en elementen uit de periode van de stadswording, zoals waterlopen, landwegen, stadsversterkingen, pleinen en monumentale gebouwen, zijn en blijven bepalend voor de ruimtelijke structuur van de huidige binnensteden.
In de Atlas Leefomgeving vindt u de kaart 'Nederland in 1575'. Op deze gedigitaliseerde versie van de kaarten van Van Deventer kunt u zien hoe uw eigen stad er in 1575 uit zag. Hoe deze kaart tot stand is gekomen, leest u op de website landschapinnederland.nl. Vergelijken we de kaarten van Utrecht en Delft toen en nu, dan valt inderdaad op dat vijf eeuwen later de stadsgrenzen van de middeleeuwse stad, evenals het waterpatroon, nog goed te herkennen zijn.
Ook gebouwen en landschappen opgenomen
Zoom je in op de kaarten, dan zie je dat Van Deventer ook kerken, kloosters, stadshuizen, molens, galgen en nog veel meer heeft getekend. Op de onderstaande kaart van Amsterdam is in het midden duidelijk de Waag te herkennen, die vijf jaar geleden nog gerestaureerd werd. Ook gaf de cartograaf met kleuren het soort landschap aan. Zo zie je op de onderstaande kaart links van de stad in de lichtgroene weilanden de veenontginningen. Deze lange smalle percelen bepalen nu nog steeds het stratenpatroon van de Jordaan, de Pijp en Oud-West.
Verleden als houvast voor toekomst
Volgens Susan Lammers, directeur van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, kunnen de kaarten van Van Deventer houvast bieden voor de toekomst. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed werkte mee aan de Stedenatlas. Zo pleit de de Rijksdienst ervoor dat erfgoed als vanzelfsprekend wordt meegenomen bij de (her)inrichting van de leefomgeving. Bijvoorbeeld als het gaat om water. Lammers: “Op de kaarten van Van Deventer kunnen we zien hoe de stad aan de rivier of waterwegen ligt. Ook zien we hoe de waterloop door de stad gaat. Het valt op dat er duidelijk veel minder water in de stad is dan in de zestiende eeuw. Verbindingen werden verbroken. De mens zette zijn leefomgeving naar zijn hand voor meer bouwgrond, aanleg van riolering of wegen voor het toenemende verkeer.”
Ook dat zien we duidelijk op de kaart terug. Vergelijk bijvoorbeeld Leiden en Arnhem toen en nu. In Leiden zijn de wateren die stadsdelen omringen grotendeels nog wel intact. De meeste waterwegen die ooit door de stad zelf liepen, zijn echter gedempt. In Arnhem is het verschil nog groter. Bijna al het water is verdwenen. De gracht om de oude binnenstad is nu een autoweg en bijna alle waterwegen in de binnenstad zijn gedempt. Dit zie je bij veel steden terug.
Groen in stad door jaren heen
De middeleeuwse steden waren niet bepaald groene oases. De straatjes waren nauw en de stadspleintjes waren vaak volledig versteend. Het groen in de middeleeuwse stad bevond zich aan het water van de grachten, in kloostertuinen en binnentuinen en op kerkhoven.
Door de industriële revolutie in de tweede helft van de 19de eeuw werden de Nederlandse steden steeds dichter, grijzer en viezer. Als reactie hierop kwam er meer aandacht voor groen. Opvallend is dat in veel steden de inrichting van de stad de groenstructuur van nu bepaalt. Dit komt onder andere doordat verdedigingswerken in de industriële revolutie hun functie verloren en omgevormd werden tot wandelparken. Dit is bijvoorbeeld in Utrecht te zien, waar de eeuwenoude stadsverdediging begin 19de eeuw plaatsmaakte voor een parkstructuur rondom de oude stad, met de verdedigingsgracht als kronkelige rivier door het park. Nog ongeveer 250 bomen uit dit Zocherpark dateren uit de tijd van de parkaanleg. Ook in steden als Maastricht, Amersfoort en Zwolle zie je dit terug. Buiten de stadsgrenzen werden in deze tijd ook vaak parken aangelegd, vaak in Engelse landschapsstijl. Voorbeelden zijn in Utrecht het Wilhelminapark (1898) en het Julianapark (1903).
Vanaf 1900 zie je steden sterk uitbreiden naar buiten, vaak ten koste van het groen. Dit zie je duidelijk terug als je Utrecht op de kaart 'Verstedelijking vanaf 1200' bekijkt. Vanaf 1900 zie je de bebouwing uitwaaieren (zie de geel/groen/blauwe gebieden). Zo was de wijk Overvecht (blauw in het noorden op de kaart) in 1960 nog een weiland. Nu is het de zesde wijk van Utrecht met bijna 35.000 inwoners.
Leren van vroeger
Volgens Susan Lammers kan de historische kennis uit de stedenatlas van Van Deventer een basis vormen voor hedendaagse (water)opgaven in steden. Lammers: “We zien nu vaak dat er voor ad-hoc oplossingen gekozen wordt. Er wordt direct gesleuteld aan de plek waar wateroverlast aanwezig is, zonder dat duidelijk is waar die overlast precies vandaan komt. Nieuwe technologische ingrepen gaan volgens haar soms voorbij aan de historische oorzaak van wateroverlast. Bij stadsuitbreidingen in het verleden zijn vaak oude waterwegen afgesloten of omgeleid, zonder de consequenties goed te overzien.”
Ook landschapsarchitect Paul Kersten van OKRA landsschapsarchitecten heeft veel bewondering voor het werk van Jacob van Deventer. Hij werkte mee aan het onderzoek 'De singel als klimaatadaptieve drager'. In dit onderzoek staat de vraag centraal welke kansen de stedelijke cultuurhistorische structuur van Utrecht biedt ter verbetering van het klimaatadaptief vermogen van de binnenstad. Volgens Kersten heeft het werk van Jacob van Deventer hem doen begrijpen hoe de Utrechtse waterwegen vroeger werkten.
Historische fout
Utrecht was immers zo'n stad waar een oude singel werd afgesloten, zonder de consequenties te overzien. De oude singel werd zo'n vijftig jaar geleden gedempt en maakte plaats voor een tweebaansweg. Dit zag men als de oplossing om Utrecht beter bereikbaar en vitaler te maken. Vitaal werd de stad echter niet en in de jaren tachtig groeide de twijfel of het wel verstandig was geweest om het karaktervolle water in te ruilen voor een paar autobanen. In 1997 besloot de gemeente de gedempte straten weer open te maken en de oude singel te repareren en weer met water te vullen. Met dit langlopende project is Utrecht nog steeds bezig. Inmiddels stroomt er weer water door de Weerdsingel en aan het herstel van de Catherijnesingel wordt gewerkt.
In de praktijk
Het onderzoek dat OKRA landschapsarchitecten samen met WUR en Stichting In Arcadië in opdracht van gemeente Utrecht uitvoerde, laat zien hoe het herstel van de singel niet alleen kansen biedt voor leefbaarheid en recreatie, maar ook voor het klimaat. Zo is een van de plannen om in lijn met het gedachtengoed van architect Jan Zocher (ontwerper van het eerder genoemde Utrechtse Zocherpark) de binnenstad en singel ruimtelijk op elkaar aan te sluiten. Het Singelgebied wordt daarbinnen ingezet als ventilatiekanaal voor de binnenstad. Door in het verlengde van straten ruimte open te houden in het Singelgebied en deze ruimte ‘in te kaderen’ met bomen en lagere beplanting, wordt de ontwikkeling van luchtstromen gestimuleerd. Dit maakt het mogelijk dat de stad kan ‘ademen’: op warme dagen kan de stad ‘s nachts haar warmte uit de huizen en stenen kwijt. Het onderzoek laat zien hoe ons cultuurhistorisch erfgoed op allerlei manieren kan worden ingezet om het hedendaagse klimaat in de Utrechtse binnenstad te verbeteren.
Kind en het badwater
Laten we dus leren van het verleden en niet het kind met het badwater weggooien. Het verleden biedt immers waardevolle kansen voor de klimaatbestendige stad van de toekomst. Kijk voor meer interessante projecten en voor tips voor de praktijk bij Erfgoed en Ruimte. Bekijk ook eens het leuke filmpje van EenVandaag in de klas over wat we kunnen leren van Jacob van Deventer.
Tekst: Jeannine Brand, Atlas Leefomgeving
Kaartmateriaal: Atlas Leefomgeving