Veel meldingen van Narrentasje deze lenteperiode
Nederlandse Mycologische VerenigingHet is voorjaar en misschien heb je ook wel van die vervormde vruchtjes in Sleedoornstruiken of in pruimenbomen zien hangen. Ze worden Narrentasjes of Hongerpruimen genoemd. Die vruchtjes zijn aangetast door de schimmel Taphrina pruni. Dit jaar zijn er al ruim dertig meldingen bij waarneming.nl binnengekomen en dat is meer dan over het hele topjaar 2016. Opvallend is dat er in 2018 slechts zes meldingen zijn binnengekomen, terwijl er dit en afgelopen jaar sprake is van vergelijkbare droogte. In een eerder bericht wordt gesteld dat een koel en nat voorjaar bevorderlijk is voor het kiemen van de schimmelsporen. Mogelijk is een korte periode van nat en koel weer al voldoende.
Taphrina
Het geslacht Taphrina wordt gerekend tot de zakjeszwammen (ascomyceten). In Nederland komen ongeveer tien soorten voor. Alle soorten zijn biotrofe parasieten, dat wil zeggen dat ze levende planten, struiken en bomen aanvallen. De meeste soorten hebben aansprekende namen die verwijzen naar de vervormingen (gallen) die ze aan twijg, blad of vrucht veroorzaken. Algemene soorten zijn de Elzenvlag (Taphrina alni), Vogelkersheksenbezem (Taphrina padi) en Perzikkrulziekte (Taphrina deformans). Sommige soorten komen op slechts één gastheer voor, zoals de Berkenheksenbezem. Andere soorten kennen meerdere gastheren; het Narrentasje kan bijvoorbeeld voorkomen op de consumptiepruim (gekweekte vormen van Prunus domesticus), de Sleedoorn (Prunus spinosa) en op de Sierpruim (Prunus cerasifera).
Leefcyclus
Het Narrentasje heeft een meerjarige levenscyclus. De aantasting vindt plaats doordat conidia (ongeslachtelijk gevormde sporen, zie hiervoor het schema) van aangetaste vruchtjes zich door de lucht of met het regenwater verspreiden en terecht komen in groefjes en spleetjes van twijgjes en knopjes. De conidia worden gevormd door knopvorming en afsnoering van reeds gevormde sporen, zoals dit ook bij gisten het geval is. Voordat de sporen nieuwe vruchtbeginselen aantasten, kan er een overwinteringsfase aan vooraf gaan. De sporen kunnen droge zomers en strenge winters overleven. In het voorjaar dringen de sporen de vruchtbeginselen binnen en nemen de besturing van de groei en verdere ontwikkeling over. De vruchtjes worden dan bedekt met een grijzige berijpte schimmellaag.
In die laag bevinden zich zakjes (asci, enkelvoud ascus) waarin nieuwe ascosporen worden gevormd. Het Narrentasje wordt daarom tot de zakjeszwammen of ascomyceten gerekend. Die vorming van de sporen in die asci is vergelijkbaar met de vorming van bevruchte cellen bij mens, dier en plant. De vorming van conidia kan al beginnen in de ascus (zie schema). Doordat de schimmel de celdeling en daarmee de groei beïnvloedt, zijn de vruchtjes aanzienlijk groter dan de niet aangetaste vruchten. De aangetaste vruchtjes zijn langwerpig, pitloos en oneetbaar.
Tekst: Jan Knuiman, Carolien Reindertsen, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Carolien Reindertsen (leadfoto: Narrentasje op vruchtjes Prunus cerasifera)