Eerste indruk voorjaarsvlinders; goed en slecht nieuws
De VlinderstichtingUiteraard spelen er meer zaken mee en kun je voor- en achteruitgang van vlinders niet direct koppelen aan die hete zomer, maar vlinders die nu erg goed vliegen, lijken er in ieder geval niet onder te lijden hebben gehad. Zo zijn er dit voorjaar erg veel oranjetipjes geteld. Deze opvallende lentevlinder was zelfs regelmatig veel meer aanwezig dan de koolwitjes, die normaal gesproken het meest talrijk zijn. Dat oranjetipjes geen last hebben gehad van die droogte en hitte is wel logisch. De vlinders vliegen van maart tot in mei en toen was er nog geen sprake van extreme omstandigheden. In juni zijn de rupsen verpopt en tijdens de hete zomer en nazomer hingen de poppen ergens verstopt in een bosrand, houtwal of ruigte. Pas maanden later, in maart van dit jaar, kwamen de eerste vlinders uit de poppen. Nu zijn ze nog steeds te zien en zoals gezegd, er zijn er veel dit jaar.
De kleine vos daarentegen is maar heel weinig geteld. Ook vorig jaar was het een schaarse soort en veel minder talrijk dan in de jaren ervoor. Nu is variatie tussen jaren heel gebruikelijk bij insecten en meestal wordt zo’n achteruitgang snel weer gevolgd door een herstel, maar bij de kleine vos lijkt dit nu nog niet het geval. De kleine vos is nog steeds een algemene vlinder en we maken ons nog geen erg grote zorgen, maar het is wel opvallend hoe weinig de soort op dit moment aanwezig is, zeker in het zuiden. Mogelijk dat de volgende generaties het herstel kunnen inzetten.
De kleine vuurvlinder daarentegen is de afgelopen weken veel meer gezien dan het gemiddelde over de afgelopen dertig jaar. Uit de voorlopige resultaten van de getelde routes blijkt dat er bijna twee maal zoveel kleine vuurvlinders zijn geteld dan normaal. De kleine vuurvlinder heeft twee of drie generaties per jaar en heeft dus ook de hete zomer meegemaakt, maar blijkbaar hebben de waardplanten van de rups, vooral veldzuring en schapenzuring, geen grote last gehad van de droogte. Van schapenzuring is dat niet verwonderlijk, want die staat graag op droge plekken.
Ook het boomblauwtje heeft meerdere generaties per jaar, en deze soort is juist weer minder aanwezig dan in normale jaren. Het gaat natuurlijk nog maar om de eerste indruk en pas in het najaar kunnen we meer zeggen, maar het is duidelijk dat de situatie per vlindersoort anders is. De vrijwilligers zullen de komende maanden enthousiast door blijven tellen om zo de vinger aan de pols te houden van onze vlinders.
Het Landelijk Meetprogramma Vlinders wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Grafieken: Landelijk Meetprogramma Vlinders