Weinig vlinders dit voorjaar
De VlinderstichtingHet voorjaar kenmerkte zich door koel en grijs weer. Dan ga je ervan uit dat het allemaal wat later is en dat het nog wel komt. Maar in de loop van mei was het nog steeds ondermaats. Zo berichtte ikzelf op 20 mei op Twitter: “Ik begin me nu toch echt wel zorgen te maken! Kilometer gelopen langs prachtige bloemrijke dijkhelling. Honderden meters zonder ook maar een vlinder. Uiteindelijk 1 icarusblauwtje, 1 kleine vuurvlinder en een paar koolwitjes. Wordt het een rampjaar?” Deze tweet bracht een enorme stroom reacties op gang. Van mensen die dezelfde ervaring hadden, maar ook van een heel trollenleger dat het maar grote onzin vond en reageerde zoals deze twitteraar: “U bewijst met deze tweet vooral dat u de ballen verstand heeft van vlinders. Het is algemeen bekend dat in deze tijd van het jaar weinig vlinders te zien zijn, omdat de meeste vlinders dan nog in een cocon zitten of rups zijn. Stop aub met het verspreiden van deze stompzinnige paniekverhalen!” En ja, ik hoopte dat hij gelijk had en dat het nog wel goed zou komen. Maar helaas bleek dat maar gedeeltelijk te gebeuren.
Mijn tweet was gebaseerd op een anekdotische ervaring. Maar gelukkig hebben we het Meetnet Vlinders, waarbij honderden tot jaarlijks meer dan duizend vaste routes wekelijks worden geteld op steeds dezelfde manier. Als we de gegevens van april en mei erbij halen, zien we dat het aantal waargenomen vlinders in 2023 duidelijk onder het langjarige gemiddelde ligt. En dat dit, vanaf 1990 toen het meetnet startte, tot nu toe een van de slechtste vlinderjaren is. Toch deden niet alle vlinders het slecht dit voorjaar, want het oranjetipje en de citroenvlinder vlogen prima. Er waren meer vlindersoorten die gemiddeld of bovengemiddeld aanwezig waren. Maar soorten die normaliter het beeld bepalen in het voorjaar – zoals klein geaderd witje, klein koolwitje, kleine vos, kleine vuurvlinder en landkaartje – waren er veel minder. Als er in goede jaren tien landkaartjes worden geteld in een route, dan waren het er dit voorjaar maar twee of drie: een achteruitgang van 70 tot 80 procent.
Als we een oorzaak proberen te achterhalen van dit slechte vlindervoorjaar, dan wordt vaak het koele en grijze weer genoemd. Dat zorgt inderdaad voor vertraging, maar uiteindelijk komen de vlinders wel. Dat was bij de genoemde soorten niet het geval. Waarschijnlijk ligt het aan de zeer droge zomer en nazomer van vorig jaar. De soorten die nu ondermaats presteren, zijn allemaal in nazomer rups. Toen hebben ze ernstig te lijden gehad onder de droogte, waardoor hun waardplanten minder geschikt waren voor rupsen. Dit wordt nog aannemelijker als je ziet dat de twee echte winnaars van dit voorjaar – oranjetipje en citroenvlinder – juist voor de zomer van vorig jaar rups waren en dus geen last hadden van de hitte en droogte in de zomer en nazomer.
Extreme weersomstandigheden kwamen vroeger ook voor en ook toen hadden vlindersoorten goede en slechte jaren. Het is een natuurlijk verschijnsel dat bij vlinders en andere insecten er enorme fluctuaties zijn van jaar op jaar. Omdat ze erg veel eitjes kunnen afzetten, kunnen ze ook snel herstellen. Maar dat is wel afhankelijk van de omstandigheden in de rest van het jaar. Soorten als klein geaderd witje en klein koolwitje kunnen een slecht jaar waarschijnlijk wel hebben, maar ook zeldzame en bedreigde soorten als aardbeivlinder en bont dikkopje hadden een slecht voorjaar. Soorten die het al jarenlang slecht doen als gevolg van het intensieve landgebruik, stikstof, verdroging en versnippering kunnen gevoelig zijn voor extremen. Klimaatverandering houdt in dat de aarde en ook ons land opwarmt, maar het betekent ook dat extreme weerssituaties vaker optreden. Dat kan gaan om droogte en hitte, maar ook om overmatige neerslag of langdurige kou. Robuuste vlinderpopulaties kunnen daar tegen, maar voor soorten die al op het randje staan, kan een klein duwtje al funest zijn en tot (plaatselijk) verdwijnen leiden.
Het Meetnet Vlinders is een onderdeel van het Landelijk Meetprogramma Vlinders dat wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en onderdeel is van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM).
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting
Grafieken: Meetnet Vlinders