Geruchtmakend onderzoek naar bestrijdingsmiddelen in de bodem gepresenteerd
Provincie GelderlandAfgelopen vrijdagmiddag presenteerden Jelmer Buijs (Buijs Agroservices) en Margreet Samwel-Mantingh (WECF) de resultaten van ‘Een onderzoek naar mogelijke relaties tussen de afname van weidevogels en de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen op veehouderijbedrijven’. Een volle zaal, goede sprekers met heldere presentaties, een berg onderzoeksresultaten waar we maar eens goed over na moeten denken, stevige discussies en kritische vragen. Gedeputeerde Peter Drenth opende met een kritische noot: hij was kritisch over het late tijdstip van publiceren van het volledige rapport, terwijl voorpublicatie al tot veel (onnodige) commotie had geleid. Maar hij gaf aan dat het provinciehuis een plek is waar op basis van onderzoek de discussie met elkaar gevoerd mag worden, dat de provincie dit graag faciliteert en dat uiteindelijk de besluiten genomen worden in de Statenzaal. Hij sloot af met de wens dat het een goede bijeenkomst zou worden.
In het onderzoek werd op 24 Gelderse veehouderijbedrijven (15 gangbare en 9 biologische) de belasting van krachtvoer, mest en bodem met bestrijdingsmiddelen en anti-parasitaire geneesmiddelen onderzocht. Verder nam in dit onderzoek een boomkwekerij deel, waarvan de bodem werd onderzocht. Er werden 134 verschillende fungiciden, herbiciden, insecticiden en biociden gevonden in concentraties die volgens de onderzoekers ecologisch relevant zijn. Op de 16 gangbare bedrijven werden in het totaal 116 bestrijdingsmiddelen gevonden en op de 9 biologische 71. Geen enkel monster was vrij van bestrijdingsmiddelen. Wel waren de gehalten in biologisch krachtvoer veel lager dan in gangbaar krachtvoer. De gehalten in mest en in de bodem waren bij biologische bedrijven gemiddeld maar weinig lager dan bij gangbare bedrijven. Biologische bedrijven gebruiken vaak veel stro in de stallen; vaak wordt hiervoor niet-biologisch stro aangekocht. Via dit stro komen veel middelen het bedrijf binnen.
De onderzoekers constateren tegelijk dat op de meeste bedrijven er nauwelijks keverlarven in de mest van het vee voorkomen, en dat de aantallen weidevogels - waarvan de kuikens aangewezen zijn op insecten - sterk teruggelopen zijn.
Vanuit de landbouw wordt heftig gereageerd op het onderzoek. Biologische boeren schrikken van de uitkomst dat zij toch nog zoveel gifstoffen binnen het bedrijf blijken te hebben. Andere boeren voelen zich ten onrechte in de hoek gezet. LTO Noord en Stichting Agrifacts zetten het onderzoek weg als ‘rammelend’. De aangetroffen resten zitten immers onder de geldende normen en het verband met de afname van weidevogels is niet aangetoond.
Het onderzoek laat zien hoe weinig de geldende normen onderbouwd zijn. De MRL-normen (Maximaal Toegestaan Residu) zijn opgesteld met het oog op de veiligheid van de consument en houden geen rekening met de ophoping in de bodem. Zij hebben weinig relatie met de, niet-wettelijke, VR-normen (Verwaarloosbaar Risico) en met in onderzoek gevonden LR50-concentraties (Lethal Rate voor 50% van toetsorganismen). Van veel stoffen is wel bekend dat ze zeer giftig zijn voor waterorganismen, maar de giftigheid voor bodemorganismen is niet onderzocht. Op grond van de giftigheid voor waterorganismen spreken de onderzoekers van ‘ecologisch relevante concentraties’. Zij bevelen aan om de MRL-normen te herzien op basis van ecologisch onderzoek.
Het onderzoek wijst erop dat de stoffen langs vele routes het bedrijf binnenkomen: niet alleen door het bestrijden van insecten, schimmels en onkruid op het land, maar ook via aankoop van krachtvoer, kuilvoer, hooi en stro, verspreiden van slootbagger op het land, bestrijding van vliegen op vee en in de mest, en het gebruik van diergeneesmiddelen. De leveranciers die bij de boer op het erf komen zijn dus verantwoordelijk voor een groot deel van de bronnen van de bestrijdingsmiddelen. De onderzoekers vinden dan ook dat voerleveranciers inzichtelijk moeten maken welke gehalten aan bestrijdingsmiddelen er in hun product zitten. Ook concluderen zij dat biologische bedrijven en bedrijven die weidevogels willen beschermen geen gangbaar stro als strooisel zouden moeten gebruiken.
Uiteindelijk komt alles in de bodem terecht. Stoffen blijven in de bodem nog jarenlang aanwezig. Zo werd nog steeds DDT aangetroffen, dat al decennia niet meer gebruikt wordt, en bevatten alle bodems, ook die van biologische bedrijven, afbraakproducten van glyfosaat.
Tekst: Willem Drok, Provincie Gelderland
Foto's: Henny Brandsma, BuitenBeeld (leadfoto: veldleeuwerik); Jelmer Buijs