Wat zoeken jonge wulpen op kort gras?
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsDecennialange afname
Afgelopen jaar is onderzoek gedaan naar de voedselbeschikbaarheid voor jonge wulpen in Drentse landbouwgebieden. Drenthe is een van de kerngebieden in Nederland voor de wulp, een vogel waarvan de landelijke populatie sinds 1984 met zo’n 70 procent is afgenomen. Eén van de oorzaken is dat ze niet in staat zijn om voldoende kuikens groot te brengen. Om erachter te komen of de aanwezigheid van voedsel en de beschikbaarheid ervan een knelpunt is, zijn in de opgroeigebieden insecten gemonitord en gezenderde wulpenkuikens gevolgd.
Onderzoek naar vliegende en lopende insecten
Voor de bemonstering van insecten is gebruikgemaakt van malaisevallen en potvallen (zie onderstaande foto’s). De malaisevallen werden gebruikt om vliegende insecten te vangen, de potvallen voor de lopende insecten. Alle insecten zijn gewogen, waarbij de loopkevers ook op soortniveau zijn gedetermineerd.
De insecten zijn bemonsterd op drie verschillende veldtypes: 1) akker (graanakker, maisakker en akkerrand tussen een mais- en aardappelakker), 2) intensief grasland van voornamelijk Engels Raaigras inclusief bemesting met injectie van drijfmest en frequent maairegime, en 3) natuurlijk en kruidenrijk grasland (met uitgesteld maaien tot minimaal juni ter bescherming van vogelkuikens). Om de habitatkeuze van de jonge wulpen in kaart te brengen zijn 38 kuikens (uit 28 nesten) gezenderd en gevolgd gedurende het broedseizoen. Het onderzoek is uitgevoerd door Wytse de Haan, student van de Rijksuniversiteit Groningen, begeleid door Raymond Klaassen en Henk Jan Ottens van Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels.
Natuurlijke graslanden meest insectenrijk
Allereerst bleken de meeste insecten rond te vliegen en te lopen in de natuurlijke graslanden, vooral qua biomassa, maar ook qua soortenrijkdom. De akkers scoorden hierin het slechtst. Opvallend was dat de soorten in intensieve graslanden aanzienlijk kleiner waren. Qua biomassa waren er bij de vliegende insecten weinig verschillen tussen akkers, natuurlijke graslanden en intensieve graslanden, maar bij de lopende insecten waren de verschillen groot: veruit de hoogste biomassa op natuurlijke graslanden, gevolgd door intensieve graslanden en dan pas akkers. Dit was vooral het gevolg van de hoge aantallen spinnen, hooiwagens, pissebedden, aaskevers en krekels in de natuurlijke graslanden, versterkt door het feit dat de keversoorten op deze graslanden veel groter waren.
In het onderzoek werden in totaal 3424 loopkevers gevonden en 57 verschillende soorten. Hierbij zaten twee (zeer) zeldzame soorten: de kortpootsnelloper (Agunum gracilipes) en glanzende drietandglimmer (Amara kulti), en vier 'vrij zeldzame' soorten: de kleibontloper (Acupalpus exiguus), kopergroene snelloper (Agonum viridicupreum), bruine bontloper (Acupalpus brunnipes) en heidekruiper (Harpalus solitaris). Al deze bijzondere soorten werden op de graslanden aangetroffen: 4 soorten op natuurlijk grasland en 3 op intensief grasland.
Wulpenkuikens prefereren grasland boven akkers
Het onderzoek naar de habitatvoorkeur van de wulpenkuikens leverde een uitgesproken voorkeur op voor grasland boven akkers. Dat was niet verrassend. "Vanaf de start van het onderzoek met gezenderde kuikens in 2019 zien we wulpenfamilies binnen één tot enkele dagen de akkers inruilen voor graslanden in de buurt", aldus Henk Jan Ottens. "Het gaat dan meestal om frequent gemaaide en met drijfmest geïnjecteerde percelen, in agrarische gebieden vaak het enige grasland dat beschikbaar is."
Maar waarom geen insectenrijk natuurlijk grasland?
Wat vervolgens wel verrassend was: ook in gebieden waar beide type graslanden voorhanden waren was er geen voorkeur voor de natuurlijke graslanden, ondanks het ogenschijnlijk grotere aanbod van voedsel aldaar. Blijkbaar spelen meer factoren dan louter voedselbeschikbaarheid een rol bij de voorkeur voor een opgroeigebied. Het valt niet uit te sluiten dat de voedselrijkere natuurlijke graslanden minder veilig zijn met het oog op de aanwezigheid van predatoren. Daarnaast blijkt uit gegevens van eerder onderzoek dat de ontwikkeling van kuikens in de drie genoemde habitattypen nauwelijks van elkaar verschillen. Ondanks het beperkte voedselaanbod op akkers is de groei en ontwikkeling van kuikens die alleen bouwland tot hun beschikking hebben vergelijkbaar met die van kuikens op grasland. Hoe grootschalig en weinig divers de monocultures ook zijn waarin veel kuikens opgroeien, het hoeft niet per definitie beperkend te zijn voor hun overlevingskansen.
Voer voor nader onderzoek
De komende jaren willen we ons, onder andere via DNA-technieken, verder verdiepen in de daadwerkelijke voedselkeuze van opgroeiende kuikens. Het onderzoek naar het beschikbare voedsel heeft ons weer een stapje verder gebracht, maar blijkt ook voer voor nader onderzoek.
Meer informatie
- Het wulpenonderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Landschapsbeheer Drenthe, Provincie Drenthe, Vogelbescherming Nederland en Stichting Haagvalken.
Tekst: Wytse de Haan, RUG; Olaf Klaassen, Henk Jan Ottens en Raymond Klaassen, Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels
Beeld: Wytse de Haan; Henk Jan Ottens; het boek 'De Loopkevers van Nederland en België (Carabidae)', geschreven door Muilwijk en anderen in 2015 en uitgegeven door EIS; Annemarie Loof