Tuin als thuis voor oranjetipje
De VlinderstichtingDe rupsen van vlinders zijn vaak erg kieskeurig. De meeste rupsen kunnen maar van één of enkele plantensoorten goed leven. Vaak zijn de planten die ze eten van eenzelfde familie. Dat geldt ook voor het oranjetipje, waarvan de rupsen gebonden zijn aan kruisbloemigen. De rupsen kunnen in kweeksituaties overleven op tientallen soorten kruisbloemigen; in de vrije natuur zijn pinksterbloem en look zonder look de belangrijkste waardplanten. Op deze twee soorten is de overleving van de rupsen ook het grootst. Maar ook op tuinplanten zoals judaspenning en damastbloem, die nu bloeien, kunnen eitjes worden afgezet. De rupsen leven niet van het blad, de stengel of de bloem van de plant, maar van de zaden. Bij de judaspenning zijn dat dus de ‘penningen’; hierop zijn de rupsen prima te vinden. Als u over een week of twee à drie de judaspenning goed afzoekt, kunt u zomaar aangevreten penningen vinden en misschien ook wel de rups. Maar ook pinksterbloem en look zonder look kunnen prima groeien in tuinen. Sterker nog: vaak staat de pinksterbloem in het gazon, maar krijgt hij door de wekelijks maaibeurt niet de kans te bloeien.
Als je voortaan alleen dat stuk gazon maait waar je met je tuinstoel op zit en de rest laat groeien, zal je verbaasd staan over wat er allemaal opkomt. En als je geen tuin hebt, maar wel een balkon, dan kun je, door met forse potten te werken, ook dat soort planten in bloei krijgen. Zeker de ‘tuinplanten’ judaspenning en damastbloem, die ook nog eens zeer forse en opvallende bloemen hebben, doen het prima in een pot. De eitjes van oranjetipje worden afgezet op de bloemknoppen of net ontluikende bloemen. Na ongeveer een week komt het rupsje eruit gekropen en gaat eten van het dan nog jonge en verse zaad. De rups groei hard en barst een aantal malen uit haar vel. Daaronder zit een jonge huid die weer flink mee kan rekken; na vier vervellingen is het rupsje van 1,5 millimeter uitgegroeid tot een rups van drie centimeter! Dan kruipt de rups van de plant af en gaat ergens in iets stevigs, bijvoorbeeld een boom of struik, maar het kan ook iets kunstmatigs zijn, verpoppen. Die pop hangt van juni tot het volgend jaar maart-april op die plek: pas volgend jaar komen de nakomelingen tevoorschijn.
Zie je oranjetipjes in je tuin? Geef het door via de Jaarrond Tuintelling.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Violet Middelman; Kars Veling