Oude Twentse beek is thuishaven voor bijzondere planten
FLORONBijzonder biotoop
Vanuit Duitsland meandert de beek door agrarisch gebied de Dinkel in en passeert daarbij enkele eeuwenoude bosschages. Door verlaging van de grondwaterstand en snellere afvoer van regenwater is de bedding van de beek flink dieper komen te liggen. Daardoor zijn op sommige plaatsen hoge, steile taluds ontstaan die meestal boven het wateroppervlak liggen. In de beschutting van het bos leveren deze steile beekwanden een eigen microklimaat met weinig licht, een relatief lage temperatuur en permanente vochtigheid. Daarnaast blijft de sterk hellende bodem voortdurend vrij van bladstrooisel en leidt de periodieke grote watertoevoer tot erosie aan de oevers. Zo ontstaan geregeld kale plekken. Zo’n talud vormt soms een laatste vluchtplaats voor planten die eerder hoog op de oever van de beek en in het beekdal voorkwamen, maar daar door bijvoorbeeld eutrofiëring en verdroging zijn verdwenen. Het gaat om kwetsbare en veelal geïsoleerde populaties die hier waarschijnlijk al eeuwenlang staan en de afgelopen eeuw sterk achteruit zijn gegaan.
Bijzondere soorten
Zwartblauwe rapunzel is een opvallende en gracieuze verschijning die de afgelopen eeuw veel terrein heeft verloren. Langs de beek resteren nog enkele kleine, kwetsbare populaties. De achteruitgang is te wijten aan verschillende factoren, waaronder een sterke toename van Grote brandnetel. Daarnaast speelt genetische verarming een grote rol bij kleine populaties Zwartblauwe rapunzel. Deze soort is voor een goede zaadzetting afhankelijk van kruisbestuiving door hommels tussen genetisch verschillende planten. Kleine geïsoleerde populaties hebben weinig genetische variatie en zijn op den duur niet meer levensvatbaar. Voor overleving van Zwartblauwe rapunzel is het belangrijk dat er voldoende nabijgelegen populaties zijn die door hommels te bereiken zijn.
Als vrolijke tegenhanger houdt Schedegeelster zich aanzienlijk beter in stand. Dit bolgewas plant zich vegetatief voort door middel van ondergrondse broedbolletjes en daardoor is de hele populatie genetisch identiek.
Donkersporig bosviooltje en Slanke sleutelbloem zijn twee andere zeldzame soorten die langs de beek groeien. De vier soorten bloeien in april en mei en maken hierbij dankbaar gebruik van de afwezigheid van bladeren aan de bomen, waardoor het zonlicht nog op de bodem komt.
Eeuwenoude populaties worden bedreigd
Op oude kaarten uit 1790 is te zien dat er toen veel meer bosschages langs de beek stonden, toen waren er waarschijnlijk meer en grotere populaties van deze bijzondere soorten. Uit floristisch onderzoek vanaf de vroege 20e eeuw blijkt dat de soorten sterk achteruit zijn gegaan.
In de 21e eeuw dient zich een nieuwe bedreiging aan. Op verschillende plekken langs de Nederlandse en Duitse delen van de beek groeien Bastaardduizenknoop en Reuzenbalsemien. Bestrijding van deze exoten zou weleens noodzakelijk kunnen blijken voor het behoud van dit floristische pareltje.
Tekst: Jelle Hofstra en Jacques Bielen, Floristische Werkgroep Twente; Leonie Tijsma, FLORON
Foto's: Jelle Hofstra (leadfoto: Zwartblauwe rapunzel in Twentse beek)
NB: in verband met de kwetsbaarheid van de vegetatie worden de exacte locaties in dit bericht opzettelijk vaag gehouden.