Vulkaantjes verwarmen mycoloog
Nederlandse Mycologische VerenigingDe meest opvallende vondsten waren het Breedsporig lisdoddevulkaantje (Phaeosphaeria typharum) en het Lisdoddemuurspoorbolletje (Pyrenophora typhicola). Grote moerasplanten als Riet en lisdodde kunnen in één groeiseizoen een flinke omvang bereiken en sterven dan af. Bij de afbraak van al dit dode materiaal spelen tal van schimmels een belangrijke rol. Veel van deze schimmels hebben kleine vruchtlichamen, die met het blote oog nauwelijks waarneembaar zijn. Het zijn vooral soorten uit de groep van ascomyceten (zakjeszwammen), waarbij de sporen in zakjes gevormd worden. Zij vormen flesvormige vruchtlichamen van één tot twee millimeter groot, die ingebed zitten in het dode materiaal. Alleen de hals, waar de sporen door naar buiten komen, is aan het oppervlak zichtbaar. De gevonden soorten rijpen in de late winter en vroege voorjaar waardoor de soorten zo het verse opschietende groen kunnen infecteren.
Het is vooral de verrassende variatie aan sporen bij deze groep van zakjeszwammen, die mycologen voor deze soorten warm doet lopen. De Grote en Kleine lisdodde komen zeer algemeen voor in ons land en dit zal ongetwijfeld ook gelden voor deze twee paddenstoelensoorten, die nu nog als uiterst zeldzaam te boek staan. Het huidige verspreidingspatroon verraadt enkel de woonplaats van de in deze soorten geïnteresseerde onderzoekers.
Tekst en foto's: Kees Roobeek, Nederlandse Mycologische Vereniging (leadfoto: Kleine lisdodde)