Kennisuitwisseling graslandbeheer leidt tot maatwerk
Natuurrijk LimburgBinnen het agrarische collectief Natuurrijk Limburg hebben afgelopen maand de graslandbeheerders van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) in het leefgebied droge dooradering (dus graslanden in kleinschalig cultuurlandschap, niet de open weidegebieden) voor het eerst kennis uitgewisseld in een praktijkbijeenkomst buiten. De overtuiging van het collectief is dat het continu verbinden van mensen, kennis en inzet gaat leiden tot meer biodiversiteit. Er is binnen het agrarisch natuurbeheer eindelijk ruimte om te experimenteren, en ecologische doelen breder te pakken dan in het verleden het geval was. Het enthousiasme en de brede praktijkkennis bij de deelnemers hebben inspirerend gewerkt.
Eenzijdige doelstelling
Verschralen, verschralen, verschralen was het devies om een mooi botanisch waardevol grasland te ontwikkelen. De praktijk leert echter dat dit lang niet overal (bloemrijke) zoden aan de dijk zet. De bodem, vochthuishouding, het beheer in het verleden en de omgeving zijn namelijk bepalend voor de ontwikkeling van het grasland. Afhankelijk van deze factoren kan het daarom zijn dat er ondanks jarenlange verschraling geen bijzondere flora verschijnt.
Verruim je doelstelling
In veel gevallen zit de uitdaging om ecologisch aansprekende resultaten te halen niet in de uitvoering van het beheer, maar in de doelstelling. De veronderstelling ‘one size fits all’ is namelijk niet van toepassing op graslandontwikkeling. Met het ANLb gaat Natuurrijk Limburg met haar beheerders voor ecologisch resultaat en dat is alleen mogelijk als je een realistisch doel stelt en maatwerk levert.
Om een realistisch doel te stellen is expertise nodig: de boer of particulier weet heel goed hoe snel de grond verschraalt (deze heeft hij of zij immers altijd beheerd met een productiedoelstelling) en de veldmedewerkers van Natuurrijk Limburg staan vervolgens klaar met brede ecologische kennis hoe het grasland voor welke soorten te beheren. De eerste stap is in de meeste gevallen vast te stellen hoe het grasland in bredere landschappelijke context te beheren. Daarbij kan gekozen worden voor flora als primaire doel of juist voor fauna.
Botanische graslanden voor flora
Afhankelijk van de grondsoort en vochthuishouding kunnen er op relatief korte termijn botanisch waardevolle graslanden ontwikkeld worden. Meestal wordt met een afgestemd hooilandbeheer (maaien en afvoeren) de bodem verschraald en zo ontstaat een open grasmat die ruimte biedt voor bijzondere kruiden, bloemen en schrale grassen. De deelnemers in het collectief zien echter ook dat de omgeving in belangrijke mate bepaalt of deze bijzondere flora zich op het grasland vestigt. Het is met name belangrijk dat er in de buurt nog zaadbronnen aanwezig zijn, bijvoorbeeld in een nabij perceel of in de berm. Is dit niet het geval dan willen zij experimenteren om op het juiste moment de gewenste soorten te zaaien, door bijvoorbeeld maaisel met deze soorten van een ander perceel uit te rijden over hun grasland of de gewenste soorten in te zaaien. Uit praktijkvoorbeelden blijkt dat dit goed werkt, mits de bodem voor de gewenste soorten voldoende verschraald is.
Ook is het belangrijk om de bijzondere soorten te handhaven als je ze eenmaal in je grasland hebt. Er was veel animo bij de deelnemers om bij iedere maaibeurt plukken of stroken te laten staan om ervoor te zorgen dat de kruiden overgaan tot zaadproductie en zich verder uitzaaien. Ze zien ook in dat dit voor de aanwezige insecten, zoals vlinders en sprinkhanen, nodig is om zich tijdelijk in deze stroken te kunnen handhaven. Als het grasland volledig is gemaaid, is immers ook hun leefgebied in één klap verdwenen.
Structuurrijke graslanden voor fauna
Op veel plekken, zeker op in het verleden intensief agrarisch gebruikte gronden, duurt de ontwikkeling van bijzondere vegetaties lang, tot wel dertig jaar of langer. Dit wordt door de beheerders als demotiverend ervaren. Daarom bekijkt het collectief wat deze graslanden al in een vroeger stadium voor fauna kunnen betekenen, door bijvoorbeeld brede stroken of grotere delen van het grasland niet te maaien en eventueel struweelhagen aan te leggen of struweelranden langs bos te ontwikkelen. Dit biedt ideale schuilgelegenheden voor wild als ree, haas en patrijs, terwijl wezels, hermelijnen en roofvogels er op muizen kunnen jagen. Het zijn in Limburg daarnaast geschikte leefgebieden voor levendbarende hagedis en hazelworm en veel vogels vinden er hun nestplaatsen, beschutting en voedsel. Verder willen de deelnemers het beheer – met name met behulp van begrazing en door niet te slepen en te bloten - richten op variatie in de hoogte van de vegetatie, oftewel het creëren van structuurrijk grasland. Structuurrijk grasland is het hele jaar door van groot belang voor fauna. Door het grasland niet kaal de winter in te laten gaan, maar door stroken en plukken grasland te laten staan kunnen insecten, zoals bepaalde vlinders en sprinkhanen, zich in het voorjaar weer snel door het grasland verspreiden, wanneer alles weer gaat groeien en bloeien. Natuurlijk profiteren vogels en andere dieren ook van deze winterse schuilplekken en van de aanwezigheid van het voedselaanbod, als de insecten zich in het voorjaar gaan verspreiden. Op deze manier willen de deelnemers de ecologische waarde van het grasland sterk vergroten, ondanks dat verschraling en bijzondere flora nog op zich laten wachten.
Naar praktijknetwerken ecologisch graslandbeheer
De praktijkbijeenkomsten van afgelopen maand zijn een start om per locatie tot maatwerkgraslandbeheer te komen. Met praktijkvoorbeelden en toelichtingen op het graslandbeheer werden door het collectief handvatten gegeven aan de deelnemers om bij elk verschralingsstadium iets voor de biodiversiteit te kunnen betekenen. Deze collectieve aanpak werd enthousiast ontvangen door de deelnemers, omdat ze over het beheer konden sparren en met collega-beheerders afspraken konden maken om bijvoorbeeld kruidenrijk maaisel te verzamelen om hun percelen te enten.
Dat deze collectieve aanpak met maatwerkbeheer succesvol kan zijn, wordt bewezen door voorbeelden van schrale graslanden die geel zien van de gulden sleutelbloemen, en voedselrijke, maar toch structuurrijke graslanden waarin reekalveren zich verstoppen, dassen hun voedsel vinden en minder bekende, zeldzame soorten als moerassprinkhaan en gewone oliekever hun leefgebied vinden. Dit is een bevestiging dat bij ieder verschralingsstadium met maatwerk goede ecologische resultaten mogelijk zijn. Maar vooral: dat de deelnemer in het ANLb zich eigenaar voelt van de behaalde resultaten en daar plezier aan ontleent.
Tekst: Harm Kossen, Rick Reijerse en Paulien Sijbers, Natuurrijk Limburg
Foto's: Harm Kossen