Eén Voorjaarsbreeksteeltje maakt nog geen lente
Nederlandse Mycologische VerenigingBreeksteeltjes
Breeksteeltjes zijn, op een paar uizonderingen na, kleine tengere paddenstoeltjes. Ze behoren tot een grote groep van plaatjeszwammen waarvan er in Nederland circa 80 soorten voorkomen. De meeste soorten zijn onopvallend okerkleurig tot oranjebruin. Op een enkele uitzondering na bezitten breeksteeltjes geelbruine tot roestbruine plaatjes. Slechts enkele soorten zijn in het veld met zekerheid te herkennen. Meestal moet er een exemplaar worden meegenomen voor microscopisch onderzoek. Als er wordt geplukt moet er streng op worden toegezien dat de hele steel wordt meegenomen. De onderkant van de steel kan verdikt, geknopt of zelfs wortelend zijn. Allemaal belangrijke kenmerken die nodig zijn voor een juiste determinatie. Het determineren van de meeste breeksteeltjes is arbeidsintensief en daarom niet iedereen zijn hobby. Meestal zijn er meerdere microscopische preparaatjes vereist van bijvoorbeeld het steeloppervlak, de hoedhuid en de lamelrand. Breeksteeltjes zijn hygrophaan wat betekent dat ze bij droog weer een andere kleur hebben dan bij vochtig weer. Dat maakt determinatie in het veld een stuk moeilijker. Onder droge omstandigheden zijn ze vaak vaal en mat en bij vochtige omstandigheden veel levendiger gekleurd. Breeksteeltjes komen alleenstaand of met enkele exemplaren bijeen voor op neutrale tot basische grondsoorten, op humus en op dood, meestal fijn organisch materiaal zoals bladresten en stukjes hout. Enkele soorten komen ook op mest voor.
Twee groepen breeksteeltjes
Breeksteeltjes werden niet lang geleden opgesplitst in twee afzonderlijke groepen namelijk het genus Conocybe met 54 soorten en het genus Pholiotina met 24 soorten. Alle Conocybe-soorten zijn microscopisch goed te herkennen aan de aanwezigheid van zogenaamde lecythiforme cystiden op de lamelsnede en soms op de steel en hoedhuid. Lecythiforme cystiden zijn flesvormige cellen met bovenop een abrupte ronde verdikking waardoor deze eruit zien als kegels. De groep van de Pholiotina mist deze kenmerkende cystiden maar bezit een opvallend vlies (velum) waarvan de resten aan de hoedrand en/of op de steel zichtbaar zijn. Sommige soorten hebben een al of niet duurzaam ringetje op de steel. De verschillende soorten breeksteeltjes zijn in het veld moeilijk van elkaar te onderscheiden. Meestal moet de microscoop er aan te pas komen. Bij slechts enkele soorten is herkenning in het veld goed mogelijk. Het Voorjaarsbreeksteeltje (Pholiotina aporos) behoort tot de "gemakkelijk" te determineren breeksteeltjes.
Het echte Voorjaarsbreeksteeltje
Het algemene Voorjaarsbreeksteeltje (Pholiotina aporos) heeft een okerbruin, naar het midden toe donkerbruin hoedje van 20 tot 40 millimeter breed. Onder droge omstandigheden is het hoedje duidelijk bleker. Het Voorjaarsbreeksteeltje is een Pholiotina en dat is goed te zien aan de witte vezeltjes op de steel op een geel tot geelbruine ondergrond. Soms is ook de hoedhuid behangen met deze vezeltjes of velumresten. De steel heeft (meestal) een los ringetje die naar beneden kan zakken en dan niet meer opvalt. Voor honderd procent zekerheid kan gebruik gemaakt worden van de microscoop. Het Voorjaarsbreeksteeltje heeft sporen zonder kiemopening (kiempore) waardoor ze zich onderscheiden van de meeste erop gelijkende soorten. Belangrijk is ook dat er op wordt gelet dat een aantal cellen(cystiden) op de lamelsnede zijn geknopt (capitate).
Tekst en foto's: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging (leadfoto: voorjaarsbreeksteeltje)