Hoogwater 1995: een terugblik
ARK Rewilding NederlandBericht uitgegeven door ARK [land] op [publicatiedatum]
In januari 1995 steeg het water in Rijn en Waal tot grote hoogte. Het hoogwater zorgde voor kritieke situaties en bewoners in verschillende delen van het rivierengebied werden geëvacueerd. Ook in de Ooijpolder en de Düffelt moesten bewoners huis en haard verlaten. Johan Bekhuis woont en werkt in het gebied en was destijds beheerder van de Millingerwaard. Johan verhaalt nu, twintig jaar later, over het dreigende water, de woeste rivier, de kuddes paarden en runderen; en over vissen en zwemmende mollen.
Bonk .. bonk .. ring .. ring… Ruw word ik op de vroege dinsdagochtend van 1 februari 1995 wakker getrommeld uit een diepe slaap. Militaire politie staat voor de deur. “Wat zijn wij hier nog aan het doen?” Nou ja, ik woon hier dus.
De straat is verlaten en de huizen zijn leeg, letterlijk. Kekerdom is een spookdorp, alleen mijn auto staat nog in de straat. Ik probeer uit te leggen dat ik namens het Wereld Natuur Fonds en ARK Natuurontwikkeling beheerder ben in de Millingerwaard en de afgelopen dagen van licht tot donker met Musch&Tinbergen opnamen maakte voor hun documentairefilm Nieuwe Natuur. Dat ik tegelijkertijd moest regelen dat de gallowayrunderen en konikpaarden in de ondergelopen uiterwaard veilig stonden en genoeg voedselvoorraad hadden.
Gisteren tegen het eind van de dag was ik teruggekeerd uit de uiterwaard en vernam dat de evacuatie VERPLICHT was. Het dorp en de straat waren in rep en roer. Overal aanhangers vol huisraad. Ik zag de buren de lamp van het plafond schroeven. Een onwezenlijke gewaarwording.
Wij hadden die dag al een snelle boot van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij over het Millingerduin zien varen om bewoners van uiterwaardterp Klaverland te evacueren. Maar dat evacuatie verplicht was kon ik niet geloven. Ik had niet veel trek om mijn stek te verlaten, want ik voelde me gebonden aan het natuurgebied en de koniks en galloways, die hoog en droog op de veiligste plek in de Ooijpolder stonden. Vrouw en dochter vertrokken veiligheidshalve ‘s avonds wel met het filmduo en schoven aan in de lange file de polder uit. Ik keek nog even naar de hoogwaterheisa op tv en kroop daarna doodop in mijn nest.
“Geen sprake van, je krijgt een halfuur om je aan te kleden en je spullen bijeen te rapen…” De strenge MP’s waren onverbiddelijk. Ik moest huis en polder verlaten. Even later reed ik onder begeleiding door een verlaten polder, de familie achterna. Ik besloot via een kleine grensovergang bij Millingen te gaan. Daar passeerde ik een politiepost met allemaal strakke gezichten en zag verbaasde Duitsers die de hond uitlieten en niet begrepen waarom hun Nederlandse buren huis en haard in de steek lieten. Terwijl wij en zij notabene door dezelfde dijk beschermd werden. De zorgeloosheid van de Duitse inwoners herinnerde mij aan de laconieke Kekerdommers van eerste kerstdag 1993, maar daarover later.
Voor mij was het 1995-hoogwater tot dit evacuatiemoment geen alarmerende gebeurtenis. Het kersthoogwater van 1993 was veel spannender en ongewisser geweest. Toen werd ik echt in het diepe geworpen. Beetje bij beetje, vanuit de laarzen, waadbroek en roeiboot, anticipeerde ik in 1993 op de alsmaar stijgende rivier. Geholpen door Staatsbosbeheer en René Rieken met zijn team van de Millingse brandweerboot. Vanaf die gebeurtenis wisten we wat de beste uiterwaardstrategie was. Daarom was tijdens het 1995-hoogwater meteen duidelijk wat ons te doen stond.
Het 1993-hoogwater kan achteraf misschien wel als het toelatingsexamen gelden voor de natuurontwikkelaars in de uiterwaarden. In de dagen voor kerst steeg het rivierpeil snel. We hadden nog geen goed beeld van de gebiedshoogtes. Waar konden de gallowayrunderen en konikpaarden veilig overtijen? Kadasterkaarten gaven wel hoogtes aan, maar door de diverse kleiwinningen klopte de actuele situatie niet meer. Daar kwam bij dat de tips van ervaren dorpsgenoten elkaar tegenspraken. Welke steenfabrieksterp lag het hoogst en was dus het veiligst? De oostelijke punt van voormalige steenfabriek Klaverland leek de kansrijkste locatie. Daar brachten we uit voorzorg wat hooi heen als voedselvoorraad. Elke ochtendschemering een rondje fietsen met de kaart in de hand en intekenen welke dijkjes en terreindelen nog boven water uitstaken en waar het water instroomde.
Zo ontstond een ARK-draaiboek van de route van het water, dat in latere jaren van onschatbare waarde zou blijken. Maar we moesten ook opletten dat de dieren niet op een afgelegen landtong door het water ingesloten zouden raken. De Gelderlander belde bezorgd dat ze waren getipt dat de wilde paarden en runderen ten dode opgeschreven waren. Van licht tot donker volgden we het water en de dieren. De lucht was vol vogels. De natuur raakte in turbostand. Het opkomende water deed de bodem borrelen. Wormgaten en ondergrondse gangen van muizen en mollen stroomden vol. Die dieren moesten eruit en rennen of zwemmen voor hun leven.
Mollen bleken goede korte-afstandszwemmers met hun pootjes als snelle propellertjes. Reigers, buizerds, meeuwen en kraaien snelden toe om zich op het leger van kleine vluchters te storten. Ze patrouilleerden langs de opschuivende waterlijn en lieten de muizen hun snavel in zwemmen. Eten en gegeten worden. Kevertjes, spinnen en ander bodemleven vluchtten de hoogte in, klimmend langs plantenstengels. Mezen, lijsters, vinken, alles trok naar de uiterwaard alsof de snackbar open ging. Dieren die je door hun goede camouflage amper ooit ziet, werden uit hun veilige omgeving verdreven en toonden zich plotseling in al hun pracht, zoals houtsnippen en waterrallen, of een sluipende vos. Muizen klauterden naar de topjes van plantenstengels en wiegden als kerstballen boven de waterspiegel. Als straaljagers schoten de meeuwen toe om ze in vlucht te verschalken. Alles gebeurde tegelijkertijd, je wist niet waar je kijken moest. En daar verderop, is dat een laag eksternest in een door water ingesloten meidoorn? Dichterbij gekomen spatte het “nest” uiteen als vuurwerk. De kluwen konijnen spatte als een dozijn paniekerige langoren alle kanten op, spartelend naar het volgende eilandje. De galloways en koniks hadden weinig begeleiding nodig. Wisten precies hoe ze het droge gebied konden bereiken. Het lokhooi bleek een probaat middel om ze aan die veilige locatie te binden.
Van tevoren was er de nodige spanning of alles goed zou verlopen. Maar deze eerste serieuze hoogwaterervaring gaf vertrouwen. Ik was helemaal gerustgesteld en kwam op eerste kerstdag opgelucht terug geroeid in het dorp. Gek genoeg bleek daar nauwelijks iemand onder de indruk van het hoogwater. De Kekerdommers liepen doodgemoedereerd een rondje dijk met de hond, in een heerlijk winterzonnetje. Het gesprek ging vooral over de nachtmis die niet in de kerk had kunnen plaatsvinden, omdat het rivierwater tegen de kerkbanken klotste.
Die watervloed is natuurlijk allesbehalve kalm. Het water trekt in een brede stroom van vier a vijf meter diep door de uiterwaard. Daarin gebeurt van alles wat aan ons netvlies onttrokken is. Boomstammen en plantenresten drijven mee. Daarop als bootvluchtelingen ladingen kevers, spinnetjes, zelfs muizen, soms konijnen en iemand zag zelfs een meeliftende vos. De vissen hebben plotseling kilometers breed leefgebied. Brasems, karpers en palingen zwemmen op vogelhoogte door het ooibos en kunnen zelfs vogelnesten inspecteren op iets eetbaars of in koeiendrollen en paardenvijgen peuren. Toch geen alledaagse verzetjes in een vissenleven. Plantenzaden en insecteneieren die anders onbereikbaar zijn, bieden opeens een rijke voedselbron. Alle vissen die opgesloten zaten in hun uiterwaardkolk kunnen plotseling migreren naar nieuw leefgebied en de riviervissen kunnen geul- en kolkbodems inspecteren naar geschikte voortplantingsmogelijkheden. Grote volksverhuizing onder de waterspiegel. De rivier schuurt het land en dumpt sediment; dikke zandlagen op het Millingerduin en de oeverwallen langs de rivieroever, en een centimeter dikke kleidrab op stroomluwe plaatsen dichter bij de dijk.
De balans slaat weer volledig terug als het hoogwater voorbij is. Opnieuw is het eten en gegeten worden. Alsof er opnieuw een signaal door de dierenwereld gaat, stroomt de uiterwaard weer vol met vogels. Elke vis, slak, mossel, garnaal die de verkeerde afslag neemt en niet meer naar dieper water kan ontsnappen, verdwijnt in een snavel. Ontelbare snavels wroeten door het nieuw afgezette sliblaagje, op zoek naar slakjes en wormen. De gelukkige hazen, konijnen, muizen en mollen die naar de hoogste eilandjes hadden weten te ontsnappen, kunnen hun veilige ark verlaten en vinden een maagdelijke uiterwaard waar ze de beste stekken voor het uitkiezen hebben. Eten is schaars in de opgedroogde uiterwaard na zo’n zondvloed. Veel gewas is platgedrukt door het water en bedekt met smurrie. Het Millingerduin en de oeverwallen zien geel van het zand. Daartussen verborgen zitten de talrijke meegedreven plantenzaadjes die wachten op de voorjaarszon om te ontkiemen.
Tijdens het hoogwater van januari 1995 is het de Millingerwaard op soortgelijke wijze vergaan, met dien verstande dat de rivier zelfs dertig centimeter hoger reikte dan in 1993 en dus nog woester en uitbundiger tekeer ging. Terwijl de inwoners van de Ooijpolder en hun landbouwhuisdieren geëvacueerd waren, leefde die natuur zich uit. Het Millingerduin en de andere oeverwallen kregen een fenomenaal nieuw zanddek. Het oude landbouwjasje werd definitief afgelegd.
Terugkijkend op de effecten van beide extreme hoogwaters kunnen we gerust concluderen dat de bezem dan flink door de uiterwaardennatuur gaat. Het is moeilijk voor te stellen dat planten en dieren tegen dat natuurgeweld bestand zijn. Waar het de rest van het jaar ritselt, knispert, fladdert, fluit, loeit en bloeit, heersen op zo’n moment kolkend watergeweld en de scherpe tanden van de snoek. Maar behalve van massaal sterven is ook sprake van massaal profiteren. Dat werd andermaal duidelijk in het nieuwe groeiseizoen en de jaren erna. De plantenwereld reageerde uitbundiger dan ooit. Een hele stoet zeldzame planten keerde terug. Kennelijk had het riviergeweld nieuw zaad meegebracht. En de dieren herstelden snel van de opgelopen klappen. Niet voor niks zijn die kleine zoogdieren en insecten ware voortplantingskunstenaars. We moeten maar accepteren dat de kenmerkende uiterwaardennatuur zo’n periodieke zondvloed nodig heeft om zich ten volle te ontplooien.
Al kunnen menselijke emoties daar soms moeilijk mee uit de voeten. Overmand door een gevoel van zieligheid heb ik broekzakken vol muizen naar hoger gelegen eilandjes gebracht, waar ze dan even later toch opgepeuzeld werden. De leukste redding komt op conto van een stiekeme veldmuis die in de Amsterdamse filmstudio uit een statiefkoker kwam gesprongen. Maar of die zich thuisgevoeld zal hebben in de grote stad?
Na 1993 en 1995 kwamen de plannen voor natuurontwikkeling in een stroomversnelling. Niet omdat de natuur haast had, maar omdat de overheid besloot in de uiterwaarden meer ruimte te maken voor het hoogwater. Want natuurontwikkeling en hoogwaterveiligheid blijken heel goed samen te gaan. De rivier krijgt meer ruimte door geulen uit te graven en in en om die geulen mag de natuur zijn gang gaan. Het resultaat is voor iedereen te zien. Van Millingerwaard tot de nieuwe nevengeul bij Nijmegen.
Veel meer foto’s van het hoogwater in 1995 zijn te zien op de website van ARK Natuurontwikkeling.
Tekst: Johan Bekhuis, ARK Natuurontwikkeling
Foto’s: Johan Bekhuis, ARK en Beeldbank Rijkswaterstaat