Nu water vasthouden, geeft straks meer grutto’s en andere weidevogels
Natuurmonumenten, Provincie Noord-BrabantMoergestels broek is voor Brabant een uniek gebied met veel weidevogels als de kritische soorten grutto en wulp, maar ook de meer algemene kievit en graspieper. Het gebied maakt onderdeel uit van landinrichtingsproject de Hilver ten zuidoosten van Tilburg. Hier is sinds 2010 ruim zevenhonderd hectare aan nieuwe natuur gerealiseerd.
Dat de weidevogels zich in de Hilver zo goed thuis voelen, is niet zo verwonderlijk. Het is een wijds gebied waar de weidevogels ver om zich heen kunnen kijken, als ze verscholen in een graspol zitten te broeden. Predatoren zoals marter en vos, maar ook de buizerd en ekster, kunnen zo al van verre gezien worden. Dat geeft tijd om je te verweren. Als bijvoorbeeld een kievit onraad opmerkt, zal hij zo stil mogelijk van het nest weglopen. Een eind bij het nest vandaan, zal hij met veel kabaal opvliegen om zo de aandacht van het nest af te leiden.
Hoge grondwaterstand maakt veilig
Bovendien is dit gebied, met twee grotere beken, redelijk nat. Die hoge (grond)waterstanden helpen de weidevogels zelfs op drie manieren. Slootjes en greppels waar tijdens het broedseizoen water in staat, vormen voor veel dieren een extra belemmering. Een marter of een vos moet bijvoorbeeld eerst een sloot overzwemmen vóór hij naar nesten op zoek kan gaan.
Ook zorgt het hoge grondwater dat het voedsel gemakkelijker bereikbaar wordt. Volwassen grutto’s eten voornamelijk wormen die ze met hun snavels uit de grond prikken. Die snavels zijn maar zo’n zeven tot twaalf centimeter lang. Het is dus belangrijk dat er voldoende wormen dicht aan de oppervlakte zitten. Hoge grondwaterstanden helpen hierbij omdat regenwormen niet kunnen zwemmen. Als het grondwater omhoog komt, zullen de wormen daar bovenuit kruipen om niet te verdrinken. Staat het grondwater bijna tot aan het maaiveld, dan zijn alle wormen binnen snavelbereik, ook als je niet zo’n lange snavel hebt.
Koud grondwater geeft een langzamer groei
De laatste manier waarop het hoge grondwater bijdraagt aan het broedsucces is nogal complex. Grondwater is vrij koud en constant van temperatuur. Als het dicht aan het maaiveld staat, blijft de bodem daardoor koud. Dit gebeurt ook als het bovengronds al lekker warm begint te worden. Het resultaat hiervan is dat grassen en kruiden in het voorjaar minder snel groeien. Dit is van levensbelang voor de kuikens, die door boswachters en vogelaars ‘pullen’ worden genoemd.
De eerste paar weken uit het ei kunnen de kuikens nog niet vliegen. De enige manier om vooruit te komen op zoek naar voedsel, is struinen door het veld. Het gras moet dan wel hoog genoeg zijn, zodat de kuikens vanuit de lucht niet meer opvallen. Maar het mag niet teveel gegroeid zijn, dus niet té hoog zijn, want dan kost het enorm veel energie om er doorheen te ploeteren. Daar valt eigenlijk niet tegenop te eten, zeker als het aanbod aan voedsel (vooral vliegjes en langpootmuggen) erg laag is. De kuikens sterven dan door honger en uitputting.
Te weinig water
Tot voor kort was de situatie in het Moergestels Broek nog verre van optimaal. Het water kwam in de winter wel hoog genoeg, maar even snel als het water in het gebied kwam, liep het er ook weer uit. In een paar maanden tijd kon het grondwater wel anderhalve meter zakken. Het voormalige landbouwgebied was dan ook ingericht om het water zo snel mogelijk af te voeren naar de beken. Dan gaat het gras in het voorjaar sneller groeien en kan het gemaaid worden zonder dat de trekker wegzakt. Meer dan vijftig greppels voerden het water af. Niet alleen regenwater, maar ook het kostbare grondwater stroomde hiermee het gebied uit. Diepe greppels zuigen als het ware van de zijkant het grondwater aan en zorgen ervoor dat het niet zo ver kan ‘opbollen’. Hoe meer en hoe dieper de greppels, des te minder hoog komt het grondwater.
Drempels die water tegen houden
Samen met Staatsbosbeheer en dankzij steun van de Provincie Noord-Brabant, heeft Natuurmonumenten de situatie flink kunnen verbeteren. De greppels zijn behoorlijk minder diep gemaakt, zodat het grondwater verder kan stijgen. Om de greppels te vullen is grond uit de taluds gebruikt. Deze zijkanten lopen nu heel flauw af, waardoor brede, ondiepe greppels ontstaan. Zo hoefde geen extra grond aangevoerd te worden en ontstaan mooie overgangen. Hier is ruimte voor plantensoorten die van natte voeten houden, zoals de echte koekoeksbloem en grote ratelaar. Daarnaast zijn in de meeste greppels enkele drempels gelegd. Zolang het water in de greppels niet hoger komt dan de drempel, stroomt het niet weg. Het effect hiervan is nu goed te zien: waar eerst alleen maar water in smalle greppels stond, zie je nu hele brede stukken water. Soms zijn deze wel tien tot vijftien meter breed. Dat water blijft allemaal achter in het gebied tot het verdampt of in de grond zakt, als het grondwater gaat dalen.
En nu? Voor nu zijn terreinbeheerders blij met het water en proberen ze het zo lang mogelijk vast te houden. Zodat ze over een goede maand de kieviten weer over de weide kunnen zien buitelen.
Tekst: Vereniging Natuurmonumenten en provincie Noord-Brabant
Foto’s: Gijs Clements, Vereniging Natuurmonumenten (leadfoto: greppel in de zomer); Peter Stein, Saxifraga; Piet Munsterman, Saxifraga