Bijna 600 haarbossen in Leeuwarder Bos
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
De laatste tien jaar wordt er steeds meer naar nachtvlinders gekeken en zitten overal in het land mensen avonden lang bij lamp en laken. Dat levert veel informatie op waarmee op den duur nachtvlinders ook effectief beschermd kunnen worden. In het Leeuwarderbos wordt nu al drie jaar lang op een vaste manier geteld. Tijdens 31 vangnachten zijn in totaal 202 soorten (macro)nachtvlinders op naam gebracht en bijna 5000 vlinders geteld. De haarbos was de nummer 1 met maar liefst 594 exemplaren. Daarnaast werden er ook twee nachtvlinders gevonden die nog niet uit de provincie Friesland bekend waren: de witvlekbosrandspanner en de esdoorndwergspanner.
Het onderzoeken van nachtvlinders op veel verschillende plekken levert informatie over het voorkomen van soorten. Welke nachtvlinder zit waar? Als je langer op eenzelfde plek kijkt, krijg je inzicht in hoe het met de vlinders gaat. Dat is wel een kwestie van lange adem, want op plekken waar al meer dan tien jaar achtereen wordt ‘gelicht’, worden toch nog jaarlijks nieuwe soorten gevonden. In het Leeuwarderbos wordt nu drie jaar op een vaste manier geteld; Jeroen Breidenbach en Merel Zweemer publiceerden een artikel daarover in het tijdschrift Twirre.
Gedurende de drie jaar zijn 31 vangnachten gemaakt waarbij met een lamp en laken op een vaste plaats is gewerkt. In totaal zijn er 202 soorten (macro)nachtvlinders op naam gebracht en zijn bijna 5000 vlinders geteld. De haarbos (Ochropleura plectra) was de nummer 1 met maar liefst 594 exemplaren. Huismoeder (Noctua pronuba) volgt op respectabele afstand met 336 vlinders en de nummer 3, zwarte c-uil ( Xestia c-nigrum) werd 255 keer gezien. Naast deze zeer talrijke en wijd verbreide soorten zijn er ook twee nachtvlinders gevonden die nog niet uit de provincie Friesland bekend waren, namelijk witvlekbosrandspanner (Melanthia procellata) en esdoorndwergspanner (Eupethecia inturbata).
Met deze resultaten kun je ook een schatting maken van het totaal aantal soorten dat op een vanglocatie voorkomt. Je weet namelijk zeker dat je nooit alles wat er zit ook te zien krijgt. Er is in Engeland een methode ontwikkeld (De CHAO-formule) waarmee je met behulp van veldgegevens (het aantal gevonden soorten, het aantal soorten dat maar eenmaal is gevonden en het aantal dat tweemaal is aangetroffen) kunt berekenen hoeveel soorten er aanwezig waren. Op de vanglocatie in het Leeuwarderbos zouden in de jaren 2012-2014 volgens deze schatting 238 soorten aanwezig zijn geweest. Dat betekent dat toch meer dan 80% van de aanwezige soorten ook daadwerkelijk is gevonden. Er bleek een duidelijk verschil te zijn tussen de twee grootste families. Van de uilen werd 90% van de te verwachte soorten daadwerkelijk gevonden, terwijl bij de spanners dat percentage net 70% was. Als er langer op eenzelfde locatie wordt gevangen zal het percentage uiteraard steeds hoger worden.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto's: Jeroen Breidenbach