Plaaginsecten vroeg actief, waaronder zeer veel emelten
De NatuurkalenderBericht uitgegeven door Biocontrole Onderzoek en Advies, Insect Consultancy, Biocontrole en De Natuurkalender[land] op [publicatiedatum]
Diverse plaaginsecten in siertuinen en boomkwekerijen zijn al zeer vroeg actief. Vooral insecten in coniferen en bladhoudende heesters zoals de buxus bladvlo, dopluizen en de taxuskevers laten opvallende ontwikkelingen zien. Na de massale vluchten van de langpootmuggen in 2013, was de verwachting dat er sprake zou zijn van veel emelten in 2014. Dit is nu uitgekomen.
Coniferen en bladhoudende heesters blijken door de hoge (bodem)temperaturen en de overvloedige zonneschijn in maart al veel meer suikers aan te maken dan normaal. Omdat veel plaaginsecten van deze suikers leven volgt hun ontwikkeling die van de planten. Half maart waren er al volop takluizen in coniferen net als luizen in de groenblijvende Viburnum-soorten zoals burkwoodi. De buxusbladvlo zette dit jaar zeer vroeg eieren af, en door de hoge temperaturen die volgden ontwikkelden daaruit zeer snel veel larven. De dopluis in taxus is al extreem ver ontwikkeld. De mooie blauw glimmende elzenhaantjes, kevertjes die op onder andere wilgen en elzen voorkomen, zien we ook al veel lopen. Door de zachte winter zijn taxuskevers de winter doorgekomen en zetten ze nu al eitjes af in plaats van aan het einde van de zomer. Gelukkig volgen de biologische vijanden zoals lieveheersbeestjes en roofwantsen meteen de ontwikkeling van de insecten die hen tot voedsel dienen. Zij zijn dan ook al volop te vinden.
Zeer veel emelten
Andere insecten die nu in grote aantallen voorkomen in gazons en tuinen zijn emelten, de larven van de weidelangpootmug (Tipula paludosa) en de koollangpootmug (Tipula oleracea). De koollangpootmug heeft 2 generaties per jaar en de weidelangpootmug 1 generatie. Het natte voorjaar van 2013 heeft een positieve invloed gehad op de ontwikkeling van emelten waardoor erg veel langpootmuggen rondvlogen in 2013. De daarop volgende zomer was eveneens gunstig voor de ontwikkeling van de eerste generatie muggen van de koollangpootmug: afwisselend warm, vochtig en droog. Tijdens de ontwikkeling van de tweede generatie koollangpootmuggen waren opnieuw de omstandigheden zeer gunstig voor een goede overleving van de emelten.
Ook de afgelopen zachte winter heeft vervolgens een goede overleving van de emelten opgeleverd. Als er sprake is van langere tijd droge vorst kunnen emelten in de bovenste grondlaag verdrogen hetgeen nu niet het geval was.
Klachten en schade
Op dit moment zijn er veel klachten over schade aan gazons en over grote aantallen emelten die zich verspreiden om te gaan verpoppen. Dat gebeurt alleen bij hoge dichtheden. Bij deze verspreiding komen ze vaak op de aangrenzende bestrating terecht. De eerste exemplaren zijn ondertussen verpopt en enkele zelfs al uitgevlogen. Dit is opmerkelijk vroeg want normaal vindt dit plaats in mei. Uit de eieren die nu gelegd worden komen in augustus de nieuwe langpootmuggen.
De schade door emelten ontstaat bij hoge dichtheden. Ze verlaten hun holletje om ’s-nachts bovengronds te eten. In de periode wanneer er geen grasgroei is kan dan schade ontstaan door kaalvraat van het gras. Als deze kale plekjes door de hoge dichtheid aaneen sluiten dan is de schade goed merkbaar. Schade kan optreden bij een groot aantal gewassen: gras in gazons, sportvelden, golfbanen, moestuinen, weilanden, maar ook sierplanten, groente, aardbei en diverse onkruiden. Bij de teelt van bieten worden vooral de jonge kiemplanten gegeten. Voor moestuinen en akkerbouw kan dit grote gevolgen hebben.
Vogels, zoals roeken en kraaien zijn verzot op emelten, waardoor ze veel schade aan de graszode kunnen toebrengen op zoek naar emelten. Spreeuwen zijn verzot op emelten, vooral op het moment dat ze jongen hebben. Spreeuwen brengen echter geen schade teweeg omdat hun zoekgedrag niet desastreus is. Ook spitsmuizen en egels kunnen in dit voorjaar hun buik vol eten met emelten.
Langpootmugpopulaties bouwen geleidelijk op naar een climaxsituatie. De opbouwperiode duurt ongeveer zeven jaar. In de laatste twee à drie jaar kan er ernstige schade ontstaan. Op dit moment zijn we vermoedelijk in of net voor de top. Dit is alleen achteraf vast te stellen. Op de top, bij zeer hoge dichtheden, zorgt een virusinfectie in de emelten voor een snelle en sterke afname van de populatie.
Tekst: Silvia Hellingman, Biocontrole Onderzoek en Advies; Henk Vlug, Insect Consultancy; Wilma Windhorst, Biocontrole; en Arnold van Vliet, De Natuurkalender, Wageningen University
Foto’s: Wilma Windhorst en Silvia Hellingman