Kokerjuffers kunnen beekherstel afmaken
Bericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR en Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Op woensdag 12 maart zijn in de Heelsumse beek op de Veluwe enkele duizenden larven van de kokerjuffer Lepidostoma basale uitgezet. Deze soort speelt een belangrijke rol in de afbraak van grof organisch materiaal, zoals takken en bladeren, en kan zo zorgen voor een beter functionerend beekecosysteem. De reden om de natuur een handje te helpen is dat de meeste beekinsecten zich bijzonder slecht verspreiden. Veel op dit moment geschikte beken kunnen simpelweg niet meer bereikt worden door de soorten die van nature in zo’n beek thuishoren.
De resultaten van veel beekherstelprojecten blijven vanuit biologisch oogpunt achter. Soms is een project te kleinschalig uitgevoerd, zijn niet alle drukfactoren aangepakt of is de hersteltijd te kort geweest. Maar er zijn ook plekken waar deze argumenten niet opgaan. Herstel lijkt daar achterwege te blijven door biologische factoren, zoals een gebrek aan kolonisten. Karakteristieke beekinsecten, zoals haften, steenvliegen en kokerjuffers verspreiden zich namelijk slecht en langzaam. Veel potentieel geschikte plekken kunnen op dit moment daardoor niet bereikt worden, ondanks dat de milieuomstandigheden er geschikt zijn.
Maar waarom is de aanwezigheid van deze soorten belangrijk? Insecten zijn belangrijk voor een goed functionerende beek. Ze spelen bijvoorbeeld een grote rol bij de afbraak van organisch materiaal, zoals het blad dat elk najaar in de beek valt. Om dit proces efficiënt te laten verlopen is een hoge soortenrijkdom een pre. Hiervoor zijn twee redenen. Soorten hebben vaak een verschillende rol binnen een ecosysteem. Neem de bladeren: er zijn insecten die ze in stukken knippen (‘knippers’) en opeten, terwijl andere soorten leven van de kleine fragmentjes die daarbij vrijkomen (‘verzamelaars’). De voedingsstoffen die worden afgescheiden vormen de voedingsbasis voor algen in de beek, die weer afgegraasd worden door andere dieren (‘grazers’). De dieren faciliteren elkaar dus. Verder zijn er soorten die dezelfde rol hebben, maar een net iets andere tolerantie voor milieuomstandigheden, zoals het zuurstofgehalte van het water en de stroomsnelheid. Omdat beken dynamische systemen zijn, is het milieu niet stabiel. Bij wisselende milieuomstandigheden neemt de ene soort de rol van de andere over. Verdwijnen er soorten uit het systeem, dan functioneert het ecosysteem minder efficiënt.
Biodiversiteit is dus erg belangrijk voor het biologisch herstel van beken. Echter, in het verleden zijn veel beekinsecten verdwenen door onder andere kanalisatie, het weghalen van bomen langs de beek, het onttrekken van water waardoor de stroming in de zomer wegvalt en een te hoge belasting met voedingsstoffen. Deze soorten komen niet zomaar weer terug; door veranderingen in het landschap kunnen veel plekken simpelweg niet of nauwelijks meer bereikt worden door de soorten die er van oorsprong thuishoren. Omdat deze dieren zo’n belangrijke rol spelen in het beekecosysteem, remt hun afwezigheid het herstel van de beek wanneer alle drukfactoren zijn weggenomen door herstelmaatregelen. In zo’n geval is het uitzetten van functioneel belangrijke soorten het overwegen waard.
De Heelsumse beek bij Heelsum (Gelderland) is een goed voorbeeld van een traject dat op dit moment qua milieuomstandigheden geschikt is voor een breed scala aan soorten, maar door zijn ligging vrijwel geïsoleerd is van bronpopulaties van in het systeem verdwenen of ontbrekende macrofauna (Twente, Limburg en oostelijker). Eén van de functioneel belangrijke soorten die in deze beek ontbreekt, is de kokerjuffer Lepidostoma basale. In Nederland komt deze soort nu alleen nog voor in Limburg, waar hij plaatselijk zeer talrijk is. In opdracht van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) zijn onderzoekers van Alterra en Stichting Bargerveen in samenwerking met Waterschap Vallei en Veluwe een pilot gestart waarin deze soort in de Heelsumse beek wordt geïntroduceerd.
Na meer dan een jaar voorbereiding in het veld en het laboratorium, waarin onder andere bekeken is hoe de dieren zich gedragen in hun nieuwe levensgemeenschap en hoe ze het beste verplaatst en uitgezet konden worden, zijn op woensdag 12 maart 2400 larven uitgezet in de beek. De komende jaren zal onderzocht worden hoe deze populatie zich verder ontwikkelt.
Nieuwsgierig naar de kokerjuffers? Het televisieprogramma Vroege vogels van de VARA besteedt op dinsdag 25 maart aandacht aan dit project. Dit wordt uitgezonden om 19:20 op Nederland 2.
Tekst: Ralf Verdonschot, Alterra Wageningen UR
Foto's: Dick Harrewijn; Ernest van Asseldonk