Vuurgoudhanen: onopvallende schoonheid voor oplettende waarnemer
Sovon Vogelonderzoek NederlandBericht uitgegeven door Sovon Vogelonderzoek Nederland [land] op [publicatiedatum]
In deze tijd laat ook het Vuurgoudhaantje weer van zich horen. Met zijn levendige kopje zeker een van onze mooiste broedvogels! De zang, een hoog en ijl liedje, in feite een aanzwellend ‘ si-si-si-si’, valt in het drukke ochtendlijke vogelkoor weinig op. Maar het is een goed teken als je de zang nog horen kunt, want vooral oudere oren hebben er vaak steeds meer moeite mee.
De soort is bekend als Nederlandse broedvogel vanaf 1928, toen hij ons land bereikte tijdens een golf van noordwaartse uitbreiding binnen Europa. Het is een soort waarvoor Randstedelijke vogelaars een tijdje op reis gingen. De bolwerken lagen steeds op de hoge gronden, met name in Drenthe, Twente, de Achterhoek, de Veluwe en Zuid-Limburg. Over het trekgedrag is weinig bekend. Wat dat betreft is het uitzien naar de nieuwe Vogelatlas, waarin niet alleen het actuele broedvoorkomen wordt vastgelegd maar ook de winterverspreiding.
Als broedvogel bewoont het Vuurgoudhaantje vooral middeloude tot oude sparrenbossen, een voorkeur die hij deelt met zijn nauwe verwant het Goudhaantje. In tegenstelling tot die soort is hij echter ook tevreden met enkele sparren in loofbos. In Zuid-Limburg broedt hij zelfs in puur loofbos, in dicht met klimop begroeide stukjes hellingbos, vaak oude kleinschalige mergelgroeves. Iets zuidelijker, in Wallonië en Luxemburg, kijken ze niet op van in loofbos broedende Vuurgoudhaantjes.
Stedelijk gebied wordt niet gemeden, mits het om groene wijken met veel oude sparren gaat in een bosrijke omgeving. Zodoende is het Vuurgoudhaantje onder andere al bijna een halve eeuw bekend als bewoner van de sjieke villawijken aan de oostrand van Nijmegen.
Doortrekkers kunnen tot in mei optreden, maar vertoeven vooral op voor broeden ongeschikte plekken zoals boomgaarden en windsingels. Maar denk niet te snel aan doortrek! Vaak worden vogels die enige tijd ergens zingen en daarna stilvallen als doortrekker beschouwd. In werkelijkheid kunnen ze wel degelijk ter plaatse broeden, iets dat alleen met veel geduld valt vast te stellen. Druk foeragerende vogels vanaf eind mei zijn, net als de bij vlagen oplevende zang, een teken dat de soort ter plekke broedt.
De landelijke stand werd aan het begin van de 21e eeuw geschat op rond 6.000 paren. De aantallen kunnen jaarlijks flink schommelen maar lijken momenteel op de langere termijn weinig ontwikkeling door te maken. Strenge winters, zoals midden jaren negentig, lijken het populatiepeil te drukken. Of dit ook het geval zal zijn na de afgelopen laat begonnen maar lang aanhoudende winter, en of dat merkbaar is in de landelijke verspreiding, zullen we weldra weten. Mede dankzij het veldwerk voor de nieuwe Vogelatlas.
Tekst: Harvey van Diek & Fred Hustings, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto: Harvey van Diek