Zes nieuwe Vlaamse tuinvogels om in de gaten te houden
NatuurpuntDe Middelste bonte specht broedde in de jaren ’90 voor het eerst in Vlaanderen en sindsdien is het pijlsnel vooruit gegaan. Hij heeft zijn leefgebied uitgebreid over grote delen van Vlaanderen. De aanwezigheid van oude bossen is de enige voorwaarde.
Nu, nauwelijks 20 jaar later, wordt er gebroed in vrijwel de hele provincie Antwerpen en op verschillende plaatsen in Oost-Vlaanderen. Ook in West-Vlaanderen zijn er al waarnemingen in de grotere boscomplexen en mogelijk broeden ze ook daar al. Hoewel de Middelste bonte specht geen uitgesproken tuinvogel is, dwingen strengere winters of sneeuwperiodes hem wel eens tot op de voederplaats.
Een echte winnaar in Vlaamse tuinen is de Boomklever. Dat bleek al uit de vorige tuinvogeltellingen. Ooit gold de soort als een echte bosvogel, maar die tijd lijkt over: je vindt hem ook in parken, tuinen of zelfs langs dreven op het platteland.
Al vroeg in het voorjaar laten ze hun luide klagende zang van hoog in de bomen horen. In de winter daalt hij af naar de voederplank. De Boomklever is een gedrongen zangvogel met blauwgrijze bovenzijde en oranjebruine onderzijde.
Het Vuurgoudhaantje is het kleinste en veruit mooiste Europese zangvogeltje. De soort op tuinbezoek krijgen ligt niet voor de hand, maar is best wel onvergetelijk. Liefst zitten ze in naaldbomen maar als ze ronddolen kunnen ze zowat overal opduiken waar er struikjes zijn. Ze zijn feller gekleurd dan een goudhaantje en ze hebben een opvallende witte wenkbrauw- en donkere oogstreep.
Deze winter zijn er opvallend meer Vuurgoudhaantjes aanwezig dan normaal en vooral de provincies Limburg, Antwerpen en Vlaams-Brabant worden daarin goed bedeeld. Kijk vooral goed in de buurt van groepjes mezen of in de buurt van naaldbomen. Samen met het Goudhaantje is het met 9 centimeter het kleinste zangvogeltje van België.
Veertig jaar geleden was het ondenkbaar dat je in Vlaanderen broedende Grote gele kwikstaarten zou aantreffen, maar de verbetering van de waterkwaliteit heeft daar verandering in gebracht. Intussen broedt de Grote gele kwikstaart in vrijwel heel Vlaanderen. Alleen de Noorderkempen en West-Vlaanderen hebben minder broedkoppels.
Toch kunnen ze in de winter overal opduiken waar water in de buurt aanwezig is, ook in tuinen dus. De Grote gele kwikstaart is de enige kwikstaart met roze pootjes, felgele borst en onderstaart en een bijzonder lange staart.
De Putter of distelvink is een soort die laat zien dat we soms op langere termijn moeten leren kijken. Enkele decennia geleden was het op de meeste plaatsen vrij uitzonderlijk om Putters te zien. Nu worden ze op vele plaatsen weer broedend aangetroffen, soms zelfs in dorpskernen of steden. Ze foerageren graag op distels en op kaardenbol. Op ruige hoekjes zoals fabrieksterreinen vinden ze vaak meer ruigtekruiden. De aanwezigheid daarvan helpt om ze op bezoek te krijgen. Het is dan ook een soort voor de ruigere tuin. Door hun felle kleuren zijn Putters niet met andere soorten te verwarren.
De IJsvogel is misschien wel de minst nieuwe tuinvogel uit de reeks maar wel de meest gewaardeerde. Deze koningsvisser heeft zwaar te lijden onder strenge winters. Helaas zijn enkele pittige koudeperiodes al voldoende om hun aantal te verminderen. Met de zachte winters van de afgelopen jaren kreeg de populatie een boost. Het aantal IJsvogels dat nu in Vlaanderen ronddoolt is groot en elke tuin met een waterpartij krijgt wel eens een flitsend bezoek.
Flitsend, want ondanks zijn prachtige felle kleuren is de IJsvogel kleiner en sneller dan je zou verwachten. Je herkent hem aan zijn typische roep.
Tekst: Gerald Driessens, Natuurpunt Studie
Foto's: Wim Dirckx, Luc Meert, Dave Curtis