Kennis van aanpassend vermogen natuur voor behoud natuurdiensten
Bericht uitgegeven op [publicatiedatum]
Planten- en diersoorten, hele populaties of ecosystemen zien zich wereldwijd steeds meer geconfronteerd met een veranderend milieu. Daarom is onderzoek van het aanpassend vermogen van de natuur steeds meer van belang om grip te houden op diensten die de natuur levert, zoals schoon drinkwater. Dat betoogt prof.dr. Wolf Mooij in zijn inaugurele rede op donderdag 7 februari bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar Aquatische voedselweb ecologie aan Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR.
Het Aralmeer in Midden-Azië droogt uit, wordt zouter en bevat steeds meer giftige stoffen, waardoor de bloeiende visserij is verdwenen. In Afrika is de waterkwaliteit van het Victoriameer ernstig verslechterd zodat het zuurstofgehalte van het water afneemt. Daarmee komt ook de visserij op de ooit uitgezette Nijlbaars in gevaar en zo het middel van bestaan van vier miljoen mensen. In 2007 werd het ondiepe Taimeer in de delta van de Yangtze-rivier in China plotseling geteisterd door een enorme plaag van drijvende, giftige blauwalgen, zodat de inname voor drinkwater voor dertig miljoen mensen werd stopgezet.
Dit zijn drie voorbeelden van ecosystemen die door geleidelijk menselijk toedoen in een nieuwe stabiele, maar ongewenste toestand terecht zijn gekomen. Is de omslag naar de nieuwe situatie te voorzien en zo ja, wat moeten we daarvoor weten? Dat is de centrale vraag die prof.dr. Wolf Mooij zich stelt in zijn inaugurele rede ’Van begrip naar voorspelling? Over de relatie tussen fundamentele en toegepaste ecologie’.
De buitengewoon hoogleraar Aquatische voedselwebecologie geeft aan dat in de onderhavige meren de nieuwe, maar ongewenste toestand vaak vrij plotseling tot stand is gekomen na een geleidelijke verandering van de condities. In veel Europese en Nederlandse wateren was zo’n geleidelijke toevoer bijvoorbeeld de toenemende instroom van voedingsstoffen. Een andere gestaag groeiende kracht in meren is de visserij. Ook het weer is zo’n factor van betekenis, met name nu het klimaat aan het opwarmen is. Warm zomerweer levert niet alleen een goede wijnoogst op, maar bevordert ook de aanwas van visbestanden. Het gemeenschappelijke element in deze drie krachten, eutrofiëring door voedingsstoffen, visserij en het weer is dat de mens er een sterke invloed op heeft. “Het geologische tijdperk waarin de mens actief op het toneel verschijnt, het Antropoceen, kenmerkt zich door de integratie van natuurlijke processen en door de mens veroorzaakte invloeden,” aldus prof. Mooij.
Een centrale kwestie bij het onderzoek naar effecten van klimaatverandering op ecosystemen, maar ook binnen de klimatologie, betreft de vraag of meer kennis en begrip van klimaat en ecosystemen ook leidt tot betere voorspellingen van de effecten. Die kennis is van belang om meer zekerheid te hebben over de mate waarin ecosystemen ons kunnen blijven voorzien van diensten zoals schoon drink- en irrigatiewater of bestuivingen. Prof. Mooij benadert deze vraag met een voedselwebmodel (PCLake) waarin bij meren factoren als diepte, verversingssnelheid, visserijdruk en bodemtype zijn opgenomen. Het is gebleken dat hiermee een omslagpunt goed te voorzien valt. Deze modellen worden daarom ook door waterbeheerders toegepast om beheersmaatregelen te ontwerpen.
Van begrip naar voorspelling
Meer beter begrip leidt dus vaak tot de mogelijkheid om te voorspellen. Van veel ecosystemen weten we echter nog te weinig om voorspellingen te kunnen doen. Toch zijn ook dan soms voorspellingen mogelijk, zoals het onderzoek van collega Marten Scheffer aan waarschuwingssignalen in systemen aantoont. “Interessant genoeg bestaat ook het omgekeerde”, zegt prof. Mooij: “Begrip zonder voorspelling”. Hij doelt daarbij op veel bestudeerde concurrerende systemen zoals planktongemeenschappen waarbij de soorten elkaar opvolgen en om beurten, maar niet voorspelbaar, floreren.
Schromelijk tekort
In al deze modellen hebben de onderlinge relaties en componenten vaste eigenschappen of waarden, zegt prof Mooij. “Daarmee doen we de natuur uiteraard schromelijk tekort”, benadrukt hij, omdat het aanpassend vermogen van organismen, populaties of ecosystemen wordt genegeerd. Zo kunnen planktonsoorten van vorm veranderen als de omstandigheden daar om vragen. Ook het migreren ((tijdelijk) verlaten) van soorten uit het ecosysteem is een adaptief antwoord van de natuur op veranderende omstandigheden, bijvoorbeeld klimaatverandering. “Alle soorten die we nu in Nederland hebben zijn daar via migratie in de afgelopen tienduizend jaar gearriveerd.” Tenslotte is ook natuurlijke selectie een actief proces om soorten te laten overleven in een veranderende omgeving.
“Al met al ben ik ervan overtuigd dat onderzoek aan het aanpassend vermogen van organismen, populaties, gemeenschappen en ecosystemen steeds meer in belang zal toenemen”, concludeert hij. Dat stelt ook eisen aan de modellenbouwers: “In plaats van zich op gefixeerde omslagpunten te concentreren moeten zij de maximale snelheid trachten te voorspellen waarmee het systeem zich aan de veranderende condities kan aanpassen”, stelt de hoogleraar. “Dit om te bepalen hoeveel ruimte er aan natuurlijke processen geboden moet worden om voor de mensheid belangrijke ecosysteemdiensten in stand te houden.”
Wolf Mooij studeerde aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1992 aan diezelfde universiteit. Na twee jaar bij Deltares gewerkt te hebben, werkt hij sindsdien als senior onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), eerst in Nieuwersluis en nu in Wageningen.
Bron: Wageningen UR
Foto's: Leo Adriaanse, Rijkswaterstaat