Slim begrazen voor heidefauna
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Begrazen is een zeer veel toegepaste beheermethode in heideterreinen. Het is vaak goed voor de heide en de planten die daar thuishoren, maar hoe zit dat met de typische dieren op de heide? Nieuw onderzoek brengt duidelijkheid: slim begrazen is het devies. Tapuit en heivlinder profiteren bijvoorbeeld van intensieve begrazing; voor levendbarende hagedis en heidecicade is begrazing snel te intensief. Voor bloembezoekende insecten is met name het tijdstip van begrazen cruciaal.
Begrazing met runderen, paarden of schapen is niet weg te denken bij het beheer van heidegebieden. Dat begrazing goede resultaten kan opleveren was wel al duidelijk, maar over de effecten op het dierenleven was nog weinig bekend. Vooral voor reptielen, broedvogels en bedreigde vlinders als het gentiaanblauwtje bestonden zorgen over negatieve effecten. En voor veel insectengroepen was er überhaupt nauwelijks kennis. Afgelopen jaren is onderzoek gedaan om meer over deze effecten te weten te komen.
Onderzoek op basis van tijdreeksen uit monitoring, losse waarnemingen en nieuw veldonderzoek heeft nieuw licht geworpen op het effect van begrazing op de Brabantse heideterreinen. Bij het veldonderzoek werden naast vlinders en levenbarende hagedissen ook insecten als sprinkhanen, mieren, bijen en zweefvliegen meegenomen. Eind april werden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd voor terreinbeheerders uit Zuid-Nederland en Vlaanderen, tijdens een workshop op de Strabrechtse heide.
Belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de uitvoering van begrazing een kwestie van maatwerk is. Op de droge heide zijn er met name veel warmteminnende soorten die profiteren van vrij intensieve begrazing. Dit geldt bijvoorbeeld voor tapuit en heivlinder, maar ook voor veldkrekel en minder bekende insecten als diefmier. De diefmier komt zelfs alleen voor in een door een schaapskudde zeer intensief begraasd deel van de Strabrechtse heide. Op natte heide komen meer soorten voor die alleen baat hebben bij een lichte graasdruk. Dit geldt bijvoorbeeld voor gentiaanblauwtje, moerassprinkhaan en veenmier. Voor levendbarende hagedis en heidecicade is begrazing al gauw te intensief. Voor bloembezoekende insecten is vanwege het bloemenaanbod de timing van begrazing cruciaal.
Slim begrazen is dus het devies voor de praktijk. Dat kan bijvoorbeeld door gescheperde begrazing: door een schaapskudde met een herder die weet waar wel en niet gegraasd moet worden. Het kan ook door te werken met tijdelijke rasters. Zo was de insectenrijkdom, inclusief het gentiaanblauwtje, opmerkelijk hoog in een zeer intensief begraasde natte heide, waar de schaapskudde in de zomermaanden uit wordt geweerd. Ook combinaties van grazen met andere maatregelen zijn succesvol. Zo kan overmatige vergrassing van heide met pijpenstrootje worden bestreden door in de nawinter kleinschalig te branden en de hergroei vervolgens af te laten grazen. De toepassing van ´slimme begrazing´ in de praktijk blijkt goed mogelijk en een bredere toepassing ervan is een grote uitdaging voor het natuurbeheer. En voor het onderzoek, want er zijn nog veel kennisvragen over. Het succes ervan is in elk geval afhankelijk van een goede terugkoppeling tussen de monitoring van indicatorsoorten, zoals gentiaanblauwtje, veldkrekel en levendbarende hagedis en een flexibele inzet van het grazende vee. Maar ook zal de SNL-subsidieregeling voor natuurbeheer flexibiliteit mogelijk moeten maken, bijvoorbeeld door de inzet van schaapskuddes te ondersteunen.
Het onderzoek, dat u hier kunt downloaden, werd uitgevoerd met subsidie van de Provincie Noord-Brabant door een samenwerkingsverband van De Vlinderstichting, EIS-Nederland, SOVON Vogelonderzoek, Stichting RAVON en Stichting Bargerveen, en met de welwillende medewerking van Staatsbosbeheer en het Brabants Landschap.
Tekst en foto's: Michiel Wallis de Vries & Kars Veling, De Vlinderstichting