Herstel hooiland op veen is kwestie van balans
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
De diversiteit aan planten- en diersoorten in hooiland op hoogveen is de laatste decennia sterk afgenomen. De kennis over het ecologisch functioneren van de zeldzame 'bovenveengraslanden' bleek ontoereikend voor het hoognodige herstel. In het Bargerveen zijn deze bijzondere cultuurpareltjes nu goed onder de loep genomen.
Bovenveengraslanden is een verzamelnaam voor verschillende typen hooilandjes in hoogveengebieden. Bijzondere soorten als Aardbeivlinder, Welriekende nachtorchis, Addertong en Bruine vuurvlinder komen nog slechts op een beperkt aantal graslanden voor. Daarvoor in de plaats komen vaak mossen, Pitrus en Pijpenstrootje. Stichting Bargerveen heeft nu de bovenveengraslanden van het gelijknamige natuurgebied onderzocht op chemie, hydrologie, vegetatie en fauna. Daarbij werd samengewerkt met de Unie van Bosgroepen en De Vlinderstichting. Op dit moment is in het Bargerveen nog 130 hectare bovenveengrasland aanwezig. De doelstelling van Staatsbosbeheer is om de ecologische kwaliteit hiervan te verbeteren.
Fragiel
Bovenveengraslanden zijn niet slechts één type vegetatie; ze omvatten een reeks van matig tot zeer voedselarme graslanden en van zwak gebufferde tot zwak zure graslanden. Deze condities veranderen bovendien in de tijd. Van nature treedt langzaam verzuring op, maar dit wordt versterkt door stikstofdepositie. Deze depositie zorgt ook voor een overschot aan ammonium, waardoor nitraatgevoede plantensoorten als orchideeën verdwijnen. Daarnaast kunnen de graslanden niet tegen te natte, maar ook niet tegen te droge omstandigheden. Bovenveengraslanden hebben daardoor een fragiel evenwicht; permanente en stabiele situaties in de vegetatie komen nauwelijks voor.
Bij herstel is het zinvol om eerst op experimentele basis lichtjes te bemesten of bufferstoffen toe te voegen. Daarnaast kunnen de graslanden het best behouden blijven (of ontwikkeld worden) aan de randen van hoogvenen waar de waterstand wat lager is dan in de natte hoogveenkern, maar wel stabiel is. Graslandjes die te nat liggen, bijvoorbeeld door hoogveenherstel, verzuren snel en kunnen beter tot actief hoogveen worden ontwikkeld.
Lange historie
Bovenveengraslanden hebben een lange historie. Om het voedselarme hoogveen geschikt te maken voor teelt van gewassen was naast ontwatering het opbrengen van plaggen vermengd met mest (de bovenveencultuur) of het branden van de gehakte bovenlaag (bemesting met as) noodzakelijk. Bovenveengraslanden zijn grotendeels ontwikkeld uit akkers die uitgeput raakten en door sterke inklinking van het veen te nat werden. Daarbij werd maaisel vanuit het beekdal op de voormalige akkers opgebracht. De zo ontwikkelde graslanden konden gebruikt worden als hooiland of als weide voor schapen en vetweiderij van ossen. Pas in de jaren 1950 tot 1960 is deze traditionele vorm van landgebruik verlaten. Een deel werd daarna natuurgebied en een deel werd omgevormd tot intensief grasland.
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Drenthe in nauwe samenwerking met Landkreis Emsland en het Natuurpark Veenland. Het werk maakt onderdeel uit van het project “NPE” in het kader van het INTERREG IV A progamma Deutschland-Nederland dat wordt medegefinancierd door het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), de Provincie Drenthe en de deelstaat Niedersachsen. Het wordt begeleid door het programmamanagement bij de EDR.
Tekst: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen
Foto’s: Henk Bosma; Hans Dekker, Saxifraga; Gert-Jan van Duinen