Dieren schuiven op in Nederlandse hoogvenen
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Het lukt steeds beter om in de restanten van Nederlandse hoogvenen de groei van verschillende soorten veenmossen te stimuleren. Maar wat is nodig voor het herstel van de dierenwereld in onze venen? Een expeditie naar ongerepte hoogvenen in West-Siberië levert kennis op voor herstel van de hoogveenfauna in Nederland. Die fauna blijkt bij ons verschoven te zijn van de randen naar de kern.
Onderzoekers van Stichting Bargerveen en studenten van de Radboud Universiteit Nijmegen zijn juist terug van een expeditie naar twee hoogvenen in West-Siberië. In indrukwekkend uitgestrekte Siberische veenlandschappen, gelegen tussen zijrivieren van de Ob, werden alle watertypen van de hoogveenkern tot aan de overgangen bemonsterd op waterfauna. Juist het feit dat al die verschillende watertypen nog aanwezig zijn, maakt het grote verschil met de Nederlandse hoogveenrestanten. In ons land zijn van de honderdduizenden hectaren hoogveen nog slechts ‘snippers’ over, in totaal enkele duizenden hectaren. Met het verdwijnen van natuurlijke overgangen in het grootschalige hoogveen zijn ook veel karakteristieke diersoorten, zoals libellen, waterkevers, vlinders en dansmuggen in Nederland verdwenen of zeldzaam geworden. Een belangrijk onderdeel van het onderzoek van Stichting Bargerveen is het opbouwen van een referentiebeeld: welke diersoorten komen voor in de verschillende delen van een intact hoogveen?
Uit het vergelijkende onderzoek in Siberië, en eerder in Estland, blijkt dat diersoorten die in het buitenland kenmerkend zijn voor de voedselarme, zure hoogveenkern in Nederlandse venen niet of weinig voorkomen. Een voorbeeld hiervan is de Venwitsnuit. In plaats daarvan komen er wel hoge dichtheden voor van diersoorten als de Noordse witsnuit die in intacte venen alleen leven in de voedselrijkere randzones. Maar niet alle soorten van hoogveenranden doen het goed in Nederland. Soorten die afhankelijk zijn van mineraalrijk gebufferd grondwater in randzones, zoals de Hoogveenglanslibel, zijn bij ons weer zeldzaam of ontbreken.
De conclusie is dan ook dat het veenherstel in Nederland op de goede weg is, maar het hoogveenlandschap in Nederland nog niet compleet is. Enerzijds zijn de kernen door hoge stikstofdepositie te voedselrijk, anderzijds kennen de randzones vaak een te scherpe overgang naar het (meestal agrarisch) omliggende landschap. Met het optimaliseren van inrichtingsmaatregelen en herstelbeheer valt voor de karakteristieke dierenwereld winst te behalen, bijvoorbeeld door verhoging van de grondwaterstanden onder en rondom de hoogveenrestanten. Overgangszones met een toenemende grondwaterinvloed ontbreken nu bij de meeste Nederlandse hoogvenen als gevolg van diepe ontwatering van de omgeving. Als ook de stikstofdepositie door aanvullende maatregelen nog verder afneemt, ontstaan er weer mogelijkheden voor het hele faunapalet van hoogvenen.
De expeditie werd gefinancierd door het Europese INTERACT-programma en sluit nauw aan bij het succesvolle Nederlandse onderzoeksprogramma Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit (O+BN).
Tekst: Jan Kuper, Gert-Jan van Duinen en Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen
Foto's: Gert-jan van Duinen, Stichting Bargerveen; Rob Felix, Natuurbalans