Zeldzame nachtvlinders trekken er op los
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
In deze tijden van spectaculaire vogeltrek en ongeziene paddenstoelenweelde zou een mens al vergeten dat er eind oktober ook nog vlinders vliegen. De zachte nachten van de voorbije week zorgden voor heel wat nachtvlinderbeweging. Opvallend is het hoge aantal zeldzame trekvlinders.
Met het Saharazand dat onlangs België bereikte blijken ook een resem niet alledaagse trekvlinders hun weg naar onze regio gevonden te hebben. Hoewel er sporadisch nog Gamma-uilen en Kolibrievlinders gemeld worden, zijn het vooral die minder algemene soorten die opvallen. De Roodstreepspanner is daarvan een mooi voorbeeld. Deze trekvlinder wordt niet elk jaar in Vlaanderen gezien. Dit najaar staat de teller al op zes exemplaren: dat is meer dan de som van de drie voorgaande jaren.
Bovenstaande figuur geeft de aantallen van nog 3 andere trekvlinders weer (enkel de periode augustus-november werd hierbij bekeken). Relatief gezien scoort de Zuidelijke bandspanner daarbij het best. Met reeds 20 genoteerde exemplaren breekt deze soort alle records. Ook de Kadeni-stofuil zet zijn opmerkelijke opmars verder. Konden we i n 2006 nog blij zijn om de eerste Belgische waarneming, dan stelt zich momenteel de vraag of de status ‘zeer zeldzaam’ nog wel van toepassing is op deze uil. Enkel al in augustus-oktober 2012 werden meer 70 exemplaren geteld. In sommige regio’s, bijv. in het Mechelse, is het niet uitzonderlijk om meerdere exemplaren op één nacht te vangen…
Naast de genoemde trekvlinders dienen ook Katoendaguil, Florida-uil en Viervlakvlinder vermeld te worden. Ook bij de microvlinders is er beweging. De Luipaardlichtmot is onder de micro’s wat de Gamma-uil is onder de macro’s: een trekvlinder die het ene jaar enorm talrijk kan zijn, en het jaar erop kan ontbreken. 2012 blijkt een vrij goed jaar te zijn voor deze langgerekte lichtmot: ze zijn er in redelijke aantallen, maar niet echt massaal. Wel zijn de drie waarnemingen van de Satijnlichtmot het vermelden waard. Op een enkele Vlaamse waarneming in 2010 na is deze soort de voorbije jaren nagenoeg niet gemeld. In oktober 2012 werden verspreid over Vlaanderen 3 exemplaren gefotografeerd.
Of die trekvlinders hier nog iets kunnen komen doen, is maar de vraag. Net zoals bij Distelvlinder en Atalanta arriveren bovengenoemde soorten vaak ook vroeger op het jaar, bijv. in juni. In dat geval is niet uitgesloten dat zij hier nog een generatie nakomelingen kunnen voortbrengen. Die moeten dan wel terug zuidwaarts vliegen, want het Belgische winterklimaat is nog net wat te koud voor deze zuiderse gasten. De late aankomers van de voorbije weken behoren allemaal tot heel zwerflustige soorten. Het ziet er echter naar uit dat eiafzet in deze periode van het jaar hier tot mislukken gedoemd is, tenzij we een extreem zachte winter krijgen.
Recent onderzoek heeft overigens aangetoond dat nachtelijke trekvlinders zich niet zomaar willekeurig met de wind laten meevoeren. Aangezien windstromingen naargelang de hoogte kunnen verschillen, is het voor de vlinders interessant om hun vlieghoogte te variëren om met de meest geschikte wind te kunnen meeliften. Zo sturen ze hun route toch bij.
Tekst:Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie
Foto: Marc Herremans