Slecht jaar donker pimpernelblauwtje
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Vanaf 2002 is het donker pimpernelblauwtje bekend uit het Roerdal. Sinds die tijd wordt de soort hier op de voet gevolgd. Het leefgebied van het donker pimpernelblauwtje is de wegberm; de rupsen eten daar van het mierenbroed in mierennesten. Het afgelopen jaar was deze zeldzame vlinder maar erg weinig aanwezig en dat baart De Vlinderstichting zorgen.
De afgelopen zomer is voor veel vlinders niet echt gunstig geweest. Het donker pimpernelblauwtje heeft het echter nog slechter gedaan dan op grond van het weer verwacht mocht worden. In 2011 vlogen er nog zo’n 400 blauwtjes, dit jaar komt de teller niet hoger dan ruim 100. Op de topdag van 2011 werden 19 vlinders geteld, dit jaar lag de topdag in dezelfde week maar er werden slechts 9 blauwtjes gezien. Twee factoren spelen een belangrijke rol in het voorkomen van het donker pimpernelblauwtje. De eerste factor is de dynamiek in de populatie die door de levenswijze van de rups wordt veroorzaakt. Rupsen van donkere pimpernelblauwtjes leven in de mierennesten van de gewone steekmier en verorberen daar het mierenbroed. Iedere rups heeft ongeveer 250 mierenlarven nodig om zich tot vlinder te ontwikkelen. Ook belanden vaak meerdere rupsen in een mierennest. De schade die ze zo aan de mieren toebrengen kan zo groot zijn dat nesten heel klein worden of zelfs verdwijnen. Zelfs de gewone steekmier, die nesten met tientallen koninginnen, duizenden werksters en vele honderden tot duizenden larven heeft, kan hierdoor flink worden aangetast. Verdwijnt de mierenkolonie dan wordt de plek tijdelijk ongeschikt om nog verder een populatie van de vlinder te kunnen dragen. De vlinders van de volgende generatie moeten uitwijken naar andere delen van de wegberm. De gegevens van de monitoring routes laten zien dat de beste plekken van jaar op jaar verschuiven. Goede plekken herstellen wel weer, maar het kan even duren voordat de aantallen vlinders weer terug zijn op het oude niveau.
Een tweede factor ligt in het feit dat de vlinders nog steeds slechts op een wegberm voorkomen: een lang en smal leefgebied dat veel meer last van zogenaamde randeffecten heeft dan een vierkant hooiland met dezelfde oppervlakte. Het gaat hierbij niet alleen om effecten door verstoring langs een in verhouding lange rand, ook processen binnen het leefgebied zelf worden beïnvloed. De herkolonisatie van de leeggevallen plekken verloopt bijvoorbeeld minder goed door de ongunstige vorm van het leefgebied. De nieuwe mierenkolonies kunnen bij wijze van spreken maar van twee richtingen komen, terwijl dat in een oppervlakkig hooiland van alle kanten zou kunnen. Hierdoor wordt de vlinderpopulatie extra kwetsbaar. De uitsterfkansen van een populatie op een lang en smal leefgebied zijn hoger dan wanneer die populatie op echte oppervlaktes voor zou komen. Daarom moet er dus snel een start worden gemaakt met de ontwikkeling van oude hooilanden met glanshavergrasland, die vroeger zo kenmerkend voor het Roerdal waren.
Omdat de mieren slecht tegen begrazing kunnen, moet de vegetatie gemaaid en gehooid worden. Het spreekt voor zich, dat er voldoende grote pimpernel ter beschikking moet staan zodat de vrouwtjes van het donker pimpernelblauwtje eitjes kunnen afzetten. De mieren die de blauwtjes nodig hebben zullen ook weer terug moeten worden gebracht.
Een vlinder die zoveel dynamiek veroorzaakt als het donker pimpernelblauwtje, heeft een netwerk van geschikte leefgebieden nodig om duurzaam te kunnen bestaan. Werk aan de winkel dus! Het donker pimpernelblauwtje is een van de soorten waarvoor de Campagne Tien voor 12 is gestart. Wilt u deze campagne steunen ga dan naar deze website en adopteer een vlinder.
Tekst: Irma Wynhoff & Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto's: Kars Veling