Levende doden #10: Donker pimpernelblauwtje
SoortenNL
28-NOV-2024 - Elke twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort waarvoor ‘het lot van de dodo’ dreigt. Nu: het donker pimpernelblauwtje, een vlinder met een slimme overlevingsstrategie, die het slachtoffer wordt van dom landschapsbeheer.
Als een dier uitsterft, verdwijnt er een stuk intelligentie uit de natuur. Elke soort die bestaat, heeft een antwoord gevonden op het overlevingsvraagstuk, en dat vraagstuk is complex. Veel ecologen beschrijven het met de drie V’s: voedsel, voortplanting en veiligheid. Beleidsmensen voegen daar dan nog ‘variatie’ en ‘verbinding’ aan toe, en sommigen ook ‘vocht’. Weer anderen hebben het over ‘verplaatsing’ en ‘verblijfplaats’. Ecologie is zo complex – zelfs als je één letter kiest, lopen de antwoorden uiteen.
Sommige planten en dieren hebben bizarre strategieën verzonnen om te overleven. Een ervan is het donker pimpernelblauwtje. Deze vlinders zetten hun eitjes af op grote pimpernelplanten die in de buurt van geschikte mierennesten groeien. De rupsen leven aanvankelijk van de zaden van hun waardplant, maar na de derde vervelling laten ze zich vallen en wachten ze op de grond tot ze worden meegenomen door de gewone steekmier. Deze vlinders hebben dus niet alleen een waardplant maar ook een waardmier, die ze lokken met een druppel zoetigheid. Eenmaal in het nest eten de rupsen de eitjes en larven van de mieren, en in het voorjaar verpoppen ze vlak bij de uitgang van het nest.
Mierennesten kennen een sociale hiërarchie en een taakverdeling die georganiseerd wordt met behulp van geavanceerde communicatie gebaseerd op geur, hormonen en gedrag. Het donker pimpernelblauwtje heeft die ingewikkelde codes weten te kraken om ervan te profiteren. Het luistert allemaal zeer nauw en het maakt de soort kwetsbaar. Maar dat is typisch menselijk gedacht: soorten mogen niet te veeleisend zijn, want anders moeten wij te veel moeite doen om ze te beschermen. Vanuit de leefgebieden bekeken zou je kunnen zeggen dat zulke meervoudige relaties juist heel krachtig zijn. Hoe meer verbindingen in een netwerk, hoe steviger het is. Een brug bouw je ook niet met alleen een rechte legger. Vaak hangt er een boog met driehoeken overheen.
Maar grote netwerken vereisen grote leefgebieden. Als er te weinig mierennesten zijn, kunnen donker pimpernelblauwtjes hun eigen leefgebied vernietigen doordat ze te veel mierenlarven opeten. De gewone steekmier is ook niet bestand tegen verstoringen in het landschap, dus het helpt niet dat er overal rücksichtslos kabels in de grond worden gelegd waardoor de mierennesten beschadigd raken. En verdwijnt de mier, dan verdwijnt ook het blauwtje.
Als je op korte termijn en kleine schaal kijkt, zie je dat het donker pimpernelblauwtje verdwijnt als gevolg van ‘beheerongelukjes’. Zoals een onkundige en overijverige gemeentehovenier die verkeerd maait, waardoor alle rupsen doodgaan. Maar op grotere schaal bekeken zie je dat de vlinder een van de vele slachtoffers van de ruilverkaveling is. Door de kanalisatie van beken en het omzetten van hooilandjes in akkers en weilanden verdween het leefgebied en daarmee ook deze – en veel andere – vlinders. In 1990 is er in Noord-Brabant een herintroductie gedaan in de Moerputten met het pimpernelblauwtje en het donker pimpernelblauwtje. De eerste houdt daar nog stand, maar het donker pimpernelblauwtje verdween er voor de tweede keer uit Nederland.
In 2001 vestigde de soort zich spontaan in een wegberm in Limburg, waar deze standhield totdat een maaimisser in 2020 tachtig procent van het leefgebied vernielde. Dat is de soort fataal geworden, waardoor het donker pimpernelblauwtje nu voor de derde keer uit Nederland verdwenen is. Deze maaimissers zijn geen incidenten. Eén keer is een ongelukje, twee keer is toeval, maar drie keer is een patroon. Overheden selecteren groenbeheerders op basis van prijs, en dan kom je uit op groot, snel en grootschalig. Dat verhoudt zich slecht tot kleinschalig, zorgvuldig en met kennis en aandacht werken.
Het donker pimpernelblauwtje is een soort van bijlage 2 van de Habitatrichtlijn: het zwaarst mogelijke beschermingsregime. Vernielen van het leefgebied is een zware overtreding. Door bij groenbeheer alleen te selecteren op prijs, en niet op kwaliteit, negeren veel overheden bovendien de zorgplicht die voor veel meer soorten geldt. En dat is ontzettend jammer, want niet alleen mensen worden blij van bloemrijke bermen, het helpt echt voor de biodiversiteit. Nederland heeft zo’n dicht (water)wegennet dat we maar liefst 1500 vierkante kilometer aan wegberm hebben. Dat is een oppervlakte van twee keer de Veluwe en de helft van het totaal dat we in Nederland als natuur hebben aangewezen.
Als we dat goed inrichten en beheren, vormt het een 'natuurverdubbelaar' waarmee we een wereld van verschil kunnen maken voor insecten, wilde planten, kleine zoogdieren en paddenstoelen. Dat zijn allemaal soorten die in een slim netwerk met elkaar op beperkte ruimte en met beperkte middelen weten te overleven. Je kunt het doen zonder dat er één boer boos wordt. We zijn een rijk land, de kennis is beschikbaar, het enige wat we hoeven te doen is die toepassen.
Levende doden
Geen land ter wereld weet zoveel van zijn natuur als Nederland. Tegelijk
gaat geen land ter wereld er zo slecht mee om. Omdat de overheid het systematisch laat afweten, is natuurbescherming afhankelijk geworden van de inzet van talloze vrijwilligers. Er zijn soorten die onmiddellijk uit Nederland zouden verdwijnen als zij hun inspanningen staken.
Om de twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Dit portret is ook verschenen in De Groene Amsterdammer.
Tekst: Sander Turnhout, SoortenNL
Beeld: Rita van den Broek, KINA/ANP (leadfoto: Maculinea nausithous, donker pimpernelblauwtje); Ludwig Volbeda