Raken we onze habitatrichtlijnvlinders allemaal kwijt?
De VlinderstichtingBinnen de Europese Habitatrichtlijn genieten de opgenomen leefgebieden en soorten strikte bescherming, onder andere binnen Natura2000-gebieden. De soorten moeten niet alleen beschermd worden tegen directe bedreigingen zoals vangen of doden. Hun leefgebied moet van een dusdanige omvang en kwaliteit zijn dat voortbestaan op lange termijn gewaarborgd is. Zonder voldoende leefgebied en voldoende populaties is het voortbestaan niet veiliggesteld. Alleen al het aantal populaties laat zien dat we daar in Nederland nog ver vandaan zijn: van het pimpernelblauwtje is er maar één populatie (in een natuurgebied), van het donker pimpernelblauwtje is er één, nota bene in een wegberm, en van de grote vuurvlinder zijn er twee - en een kleintje - in natuurgebieden. Als er ook maar iets verkeerd gaat ben je zo zo’n populatie kwijt. En er gaat van alles mis. Alleen goede bedoelingen zijn niet voldoende om deze kwetsbare soorten te behouden.
Waarom lukt het Nederland niet om drie soorten dagvlinders goed te beschermen? In de kern is het telkens hetzelfde: de vlinderpopulaties liggen geïsoleerd, de omgeving is ingericht op lage waterstanden en hoge landbouwproductie, de terreinen lijden al heel lang onder verdroging, en de stikstofdepositie is hoog waardoor de gebieden verruigen en dichtgroeien. Dit is opvallend omdat de drie resterende soorten alle drie een heel verschillend habitat bewonen. En dan geldt voor deze vlinders hetzelfde als wat in dit Nature Todaybericht werd geschreven over het natuurbeleid in Nederland: wanneer je de hele tijd langs de afgrond strompelt, val je er meteen in als je een beetje uit balans gebracht wordt. De populaties van deze drie vlinders waren al lange tijd klein en zwak, en door drie jaren droogte zijn ze niet een beetje uit balans gebracht, maar hebben echt een flinke tik gekregen. En dan kunnen onze drie habitatrichtlijnvlinders zomaar in de afgrond vallen. Natuurlijk is er al van alles gebeurd voor de bescherming van deze soorten. Maar het is nog niet genoeg, want nog steeds hebben we maar één of twee populaties van deze vlinders, terwijl dat er toch minimaal vijf en liever nog tien of meer zouden moeten zijn. Het gaat bovendien slecht met de populaties die er nog zijn.
De enige uitweg moet komen uit structurele oplossingen, die leiden tot robuuste populaties, die niet omvallen na een paar droge jaren: een goed waterbeheer, een structurele reductie van de stikstofdepositie, een flinke vergroting van de oppervlakte leefgebied binnen en buiten natuurgebieden, en een drastische verbetering van de kwaliteit van het bestaande leefgebied, zoals de habitatrichtlijn ook voorschrijft. En dan een beheer dat maatwerk biedt, en waarbij de beheerders onder goede wetenschappelijke begeleiding de juiste maatregelen uitvoeren. Naast het vormen van een robuust systeem is lerend beheren een belangrijke tweede strategie. De veranderende omstandigheden door stikstof, verdroging en klimaatverandering, maken dat de beste aanpak telkens moet meebewegen met de effecten van deze bedreigingen. Daarvoor zijn soms dure trajecten nodig, maar het is belangrijk om goede resultaten te boeken. Niets doen is geen optie. Als de soorten verdwijnen zullen we ze terug moeten brengen, ook dat is een eis voor de bescherming van deze kwetsbare soorten die in de Habitatrichtlijn is geformuleerd. En dat zal nog veel duurder worden dan nu de noodzakelijke beschermingsmaatregelen te nemen.
Tekst: Chris van Swaay, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling