Koud sprookjeslandschap, warme vogels?
Vogelbescherming NederlandBericht uitgegeven door Vogelbescherming Nederland op [publicatiedatum]
Hoe overleven vogels het landschap dat er voor ons zo sprookjesachtig uitziet? Vogels hebben een lichaamstemperatuur die hoger ligt dan de onze. Ze zijn nog eens een pak kleiner ook, wat niet gunstig is voor de verhouding tussen lichaamsoppervlak en inhoud. Gaan ze dan niet massaal dood nu? Ja. Maar vogels hebben een aantal ijzers in het vuur als het om het overleven van winterse perioden gaat.
Een temperatuur van veertig graden doet bij mensen alarmbellen afgaan, bij vogels is het de normale lichaamstemperatuur. Als het tien graden vriest, moet dus een temperatuurverschil van vijftig graden in stand gehouden worden. Hoe groter het verschil, hoe meer energie dat kost.
Zangvogels kunnen een vetreserve aanleggen, die tot ongeveer 15 procent van het lichaamsgewicht bedraagt. Die reserve gaat 16 tot 24 uur mee. Wordt ze niet op tijd aangevuld, dan dooft de verbranding langzaam uit, de vogel sterft dan. Dat gebeurt bij de huidige omstandigheden op grote schaal, al zien we dat niet altijd omdat juist in onze eigen omgeving vogels er redelijk goed vanaf komen: we hangen immers massaal vetbollen en pindasnoeren buiten. Goed vogelvoer kan door vogels worden omgezet in een hoogwaardig wit vet, dat meer calorieën bevat dan het zoogdiervet dat mensen onder hun vel hebben.
Helpt bijvoeren eigenlijk?
Voor sommige vogels helpt bijvoeren wel. Maar bedenk dat de meeste vogels niet in tuinen zitten, maar leven in onze bossen, rietlanden, veenweiden en andere natuur- en buitengebieden. Een gezonde vogelpopulatie kan een paar strenge winters wel aan, verliezen worden dan terug opgebouwd doordat er meer ruimte en voedsel is voor nieuwe dieren. Maar dat is onder natuurlijke omstandigheden. Wanneer ruimte en voedsel ontbreken of onvoldoende aanwezig zijn, kan herstel ontzettend lang duren.
IJsvogels zijn daar een goed voorbeeld van. Een natuurlijk kronkelende beek heeft veel meer kansen voor ijsvogels dan een gekanaliseerde rechte beek (en het overgrote deel van onze beken is nog altijd gekanaliseerd!). Er zijn minder broedplekken en ook minder visstekken. Vorige winter sneuvelden al veel ijsvogels, deze winter zal dat niet anders zijn. Opnieuw een klap voor de populatie, die nog altijd niet voldoende broedplekken heeft om de sterfte snel te boven te komen. Met bossen en natuurgebieden is het precies zo. Intacte ecosystemen bieden meer kansen om een populatie na een harde winter weer op te bouwen.
En wegtrekken naar zuidelijker oorden? Op trek lijkt de gemakkelijke uitweg, tot je bedenkt dat zo’n reis tweemaal jaarlijks de nodige risico’s brengt. Er is een voordeel aan het nemen van de gok om de winter in de broedgebieden uit te zitten: zodra de lente zich aandient, kunnen vogels meteen starten met broeden. Dat kan een voorsprong opleveren, waardoor standvogels een extra legsel kunnen grootbrengen ten opzichte van wegtrekkers, en zo kunnen hoge verliezen in de winter voor de populatie worden gecompenseerd. Helaas lijken door veranderende milieuomstandigheden mezen steeds minder vaak een extra legsel te maken.
En nu wilt u zelf iets doen om vogels te helpen? Hang vetbollen op en strooi voer met gulle hand. Vergeet niet ook de muizen bij te voeren, zo helpt u roofvogels en uilen! Geniet van wat u om u heen ziet, maar vergeet niet dat het geen alternatief is voor hoogwaardige natuurgebieden.
>>Vetbollen kunt u ook eenvoudig zelf maken.
Tekst: Lars Soerink, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Color line, GNU licentie; Menno van Duijn en Martin Hierck, Vogelbescherming Nederland