De beuk er in
FLORONBericht uitgegeven door FLORON op maandag 24 mei 2010
Lammetjes in de wei en fleurige bolgewassen. Zo wordt het voorjaar veelal weergegeven. Maar ook minder opvallende soorten maken in dit jaargetijde een start. Zo zijn al wekenlang overal kiemplanten van bomen te vinden. Je moet het wel weten, want ze zijn vaak verrassend anders dan hun volwassen vorm.
Onze loofbomen behoren tot de tweezaadlobbigen of dicotylen. Dat zien we ook terug in de twee eerste blaadjes die na kieming uit het zaad boven de grond komen. Ze staan keurig tegenover elkaar en zien er heel anders uit dan het blad dat we bij die soort in gedachte hebben. Om hun identiteit te achterhalen, kan het natuurlijk helpen de bomen in de omgeving te bekijken. Het meeste zaad valt immers niet ver van de boom. Meer zekerheid bieden de zaadrestanten die soms nog aan het jonge plantje te vinden zijn, bijvoorbeeld bij de Esdoorn.
Dat de eerste twee blaadjes zo weinig lijken op de bladvorm die we kennen, komt doordat het eigenlijk geen echte bladen zijn. Het zijn de kiembladen, met een andere functie dan de bladen die daarna verschijnen. Kiembladen bevatten reservevoedsel, waaruit de nieuwe plant kracht moet putten voor de eerste stappen in het leven. De later volgende bladen zijn geheel gericht op de fotosynthese, waardoor ze in staat zijn zelf uit water en koolzuurgas voedingsstoffen voor de plant aan te maken.
Niet alleen Esdoorn heeft afwijkende kiembladen. Ook kiemplantjes van de Beuk zijn voor velen alleen aan de soms nog resterende beukennootjes te herkennen. Nog klein en kwetsbaar is het moeilijk voor te stellen dat zo'n miniscuul plantje kan uitgroeien tot een majestueuze boom van tientallen meters hoog. Daar gaan dan ook wel tal van jaren overheen, mocht het al zover komen. Maar het begin is er en hij gaat er voor. De Beuk er in!
Tekst en foto’s: Wout van der Slikke, FLORON