Beukennoten zorgen voor meer koolmezen
Bericht uitgegeven door NIOO-KNAW [land] op [publicatiedatum]
Beukennoten zijn voor veel diersoorten een belangrijk onderdeel van hun dieet. Zo blijken koolmezen een grotere overlevingskans te hebben in de winter bij een goed beukennotenjaar. Positief dus dat het aantal goede beukenjaren toe lijkt te nemen. Zo was ook 2011 weer een erg goed beukennotenjaar. Omdat daarnaast de winter zeer zacht begon verwachten we in het aankomend voorjaar veel koolmezen, al was het afgelopen week met de sneeuw lastiger voedsel zoeken.
Beukennoten blijken van groot belang te zijn voor het overleven van vele diersoorten in Nederland en buitenland. Zo hebben onder andere onderzoeken vanuit de Zoogdiervereniging al aangetoond dat beukennoten van groot belang zijn voor wilde zwijnen. Hun voorkeursvoedsel van eikels en beukennoten vormt een rijke bron aan eiwitten, koolhydraten, vetten en verschillende mineralen. De toename van deze noten lijkt op veel plekken te hebben geleid tot een toename in voortplanting en overleving van wilde zwijnen. Ook de rode eekhoorn doet het in jaren met veel beukennoten beter dan in andere jaren. Hij werpt dan vaak twee keer per jaar jongen in plaats van één keer. De boommarter heeft indirect baat van de beukennoten doordat hij de nootetende muizen eet. Het lijkt dat er in mindere beukenjaren minder muizen zijn en dat daardoor het voortplantingssucces van boommarters lager is.
Bij het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) wordt onderzoek naar beukennoten gebruikt bij het onderzoek naar aanpassing van koolmezen aan klimaatverandering. Al ruim 35 jaar lang worden beukennoten op het Nationaal Park de Hoge Veluwe verzameld om de oogst van beukennoten te bepalen. Hierbij worden elk jaar eenmalig in oktober ongeveer 30 bomen bezocht waar in vier vierkantjes van 25 bij 25 centimeter alle beukennoten worden opgeraapt om mee naar het lab te nemen. Het totale gewicht van de volle (bevruchte) noten bepaalt de beukennotenindex. Deze gegevens worden vergeleken met de verzamelde gegevens over het overlevingssucces van de koolmezen (Parus major), want ook de koolmeespopulaties worden beïnvloed door de hoeveelheid beukennoten. Meer volle beukennoten in de winter zorgt voor een grotere overlevingskans voor zowel jonge als volwassen koolmezen (zie figuur 1). Dit leidt dan weer tot meer koolmezen in het voorjaar, klaar om nesten te gaan bouwen.
De jaarlijkse hoeveelheid beukennoten is alleen erg variabel. Beukenbomen hebben normaal gesproken maar af en toe erg veel beukennoten, waarvan nog minder extreme jaren, dit worden mastjaren genoemd. De afgelopen jaren lijkt zowel het gewicht per beukennoot als het aantal middelhoge en mastjaren toe te nemen (zie figuur 2).
De laatste twaalf jaar waren er drie middelhoge jaren en drie mastjaren, terwijl ervoor per twaalf jaar maar één mastjaar was. Ook afgelopen jaar, 2011, was weer een erg goed jaar. Na een mastjaar in 2000 en in 2004 nu dus ook weer een mastjaar in het Nationaal Park de Hoge Veluwe en met ruim 15 keer zoveel nettogewicht beukennoot per vierkante meter als in 2010. Kortom, genoeg voedsel voor de vele diersoorten inclusief de koolmezen. Vanwege het zachte begin van de winter hebben de koolmezen ook lang de tijd gehad de noten te kunnen vinden en ervan te kunnen eten. Hierdoor verwachten we een hoge dichtheid aan koolmezen in het aankomend voorjaar. De recentelijke sneeuw en vorst heeft het ze wel wat lastiger gemaakt. Hoe ze de winter uiteindelijk door zijn gekomen zal dit voorjaar laten zien.
Tekst en figuren: Cynthia Lange, NIOO-KNAW
Foto’s: Thomas Reed, NIOO-KNAW