Bijzonder: vierde jaar op rij beukennootjes
De Natuurkalender, Natuurlijk Fauna-advies BV, Wageningen UniversityDe beuk heeft massaal gebloeid. Overal hangen de beuken vol met bolstertjes. Het maak niet uit waar je komt, op de Veluwe, in Delft of in Duitsland overal buigen de takken door onder het gewicht. Hiermee is het voor het eerst sinds 1990, toen begonnen werd met het schatten van de mast aan beuken en eiken op de Veluwe, dat er vier jaar op rij beukennootjes aan de bomen hangen. De mast voor dit seizoen is ingeschat op 75 procent van het maximum en dat heet een volmast. In 2015 was de mast het geringst van die vier jaar. Die was ingeschat op 30 procent. Dit is misschien nog aan de hoge kant geweest, je zag dit voorjaar bijna geen zaailingen. Of alle beukennotenliefhebbers zijn samen in staat geweest het overgrote deel te nuttigen. Meestal produceerde de beuk om het jaar beukennootjes. Twee keer kwam het voor dat er twee jaar achter elkaar beukennootjes waren (1992/1993 en 2006/2007). Dit jaar hangen er dus voor het eerst sinds 1990 vier jaar achter elkaar beukennootjes aan de bomen. Eerdere langjarige reeksen laten zien dat zo vaak achter elkaar beukennootjes maar zeer weinig voorkomt.
Hoge temperaturen voorgaande jaar verklaring
Het lijkt er op dat de hoge temperaturen in de zomer- en herfstmaanden van het jaar ervoor een verklaring vormen. Een studie uit Zweden laat zien dat de frequentie van mastjaren vanaf het eind van de zeventiende eeuw tot aan de jaren zestig van de vorige eeuw gemiddeld eens in de vier tot vijf jaar was. Vanaf het eind van de jaren zeventig trad een mastjaar ongeveer een keer in de 2,5 jaar op. Ook in andere Noord-Europese landen is een verhoging van de frequentie waargenomen.
In de Zweedse studie deden mastjaren zich vooral voor na een jaar waarin de gemiddelde temperatuur in juli en september hoger lag dan het dertigjarig gemiddelde. De stijgende temperaturen zouden dus een deel van de hogere frequentie van mastjaren verklaren. Daarnaast wordt de toename in de hoeveelheid stikstofdepositie als mogelijke verklaring genoemd. De groeiomstandigheden voor beuken lijken te verbeteren waardoor meer energie beschikbaar is om vruchten aan te maken.
Val beukennootjes begonnen
De afgelopen week begonnen de eerste beukennootjes uit de bomen te vallen. De recente hoge temperaturen lijken voor een versnelde afrijping te hebben gezorgd. Sommige beuken hadden het eind augustus moeilijk. Ze verkleurden bruin, lieten bolstertjes vallen en her en der lagen wat loze nootjes. De nazomer in september met temperaturen tot boven de 30 graden, veel zonneschijn en weinig tot geen neerslag kan voor vochttekort bij beuken zorgen. Nu zo kort voor de daadwerkelijke val lijkt er echter door deze droogte niet meer veel mis te kunnen gaan. Het zal waarschijnlijk nog wel effect hebben op de grootte van de nootjes en hiermee op de kilo’s die gaan vallen. De eerste massale val van beukennoten lijkt nu al gestart.
Volgend jaar weer beukennootjes
Aangezien alle maanden vanaf mei (ruim) boven de gemiddelde temperatuur lagen is het niet onwaarschijnlijk dat de beuken ook volgend jaar weer beukennootjes zullen bevatten. De vraag is echter of de beuken na vier jaar niet te veel uitgeput raken.
Geen Amerikaanse eikels
Van Amerikaanse eiken zullen deze herfst vrijwel geen eikels vallen. Het bloeien viel vorig jaar samen met een late nachtvorst. De vorst had een groot effect bij de Amerikaanse eik omdat deze soort blijkbaar qua bloei een geringe spreiding in de tijd kent. Bij de inlandse eik had deze late nachtvorst slechts een beperkt effect. Daar waar de Amerikaanse eik vorig voorjaar niet is bevroren zullen er nog wel wat eikels vallen.
Inlandse eik
De inlandse eik heeft goed gebloeid. Eigenlijk alle inlandse eiken van groot tot klein dragen. De dracht per boom is wel heel sterk verschillend. Er staan bomen tussen die tjokvol zitten en bomen waar minder aan zit. Het lijkt wel of de eiken op de Zuidwest-Veluwe veel voller zitten dan op de Noord-Veluwe.
De eerste val is medio augustus gestart. In de meeste vroeg gevallen eikels zitten insecten. De boom stoot deze ‘mee-eters’ bewust af. En met de eerste val zijn de zwijnen gelijk omgeschakeld van bosbes en gras naar eikels en engerlingen en emelten. Dit zie je direct terug in de toenemende wroetactiviteiten in grasmatten. Enkele weken geleden was dit nog niet zichtbaar en nu staat lokaal alles op de kop. De dierlijke eiwitten zijn een probaat middel tegen teveel looizuur. De natuur heeft voor alles een oplossing.
Groeiritme
De beide foto’s hieronder illustreren goed het verschil in groei tussen beuk en eik. De bolsters zijn gelijk na de vruchtzetting eigenlijk best wel groot en goed zichtbaar, terwijl de eikels na de vruchtzetting klein blijven en zowat niet groeien, dit begint pas in de maand juli. Nu zie je overal joekels!
Veel wilde zwijnen
Het aantal wilde zwijnen op de Veluwe is vergelijkbaar met het piekjaar in 2008. Aan de hand van de tellingen is een stand bepaald van bijna 6000 stuks (Bron: Jaarrapportage Grofwild 2015-2016, Vereniging Wildbeheer Veluwe juni 2016). In 2008 lag het aantal net iets hoger. Door de val van de eerste eikels begint de voedselsituatie nu snel te verbeteren. Als gevolg hiervan zal de zichtbaarheid van de zwijnen zodra ze de opgelopen tekorten hebben aangevuld drastisch afnemen. Er liggen binnen een maand zoveel eikels en beukennoten dat ze dan in een paar uur tijd hun maag kunnen volvreten.
Voor het volvreten van de maag hadden ze de afgelopen zomer een groot deel van de dag nodig. De zichtbaarheid was daardoor zeer groot. Ook overdag waren de zwijnen in de gebieden met bosbessen goed zichtbaar. Ze zijn verrekte handig in het plukken van bosbessen. In hun poep vind je alleen velletjes en pitjes maar geen onverteerde bosbessenblaadjes. In juni vond je nog wel onverteerde niet rijpe bosbessen. Daarna kom je die onverteerde bosbessen niet meer tegen.
Biggensterfte
Maar deze zichtbaarheid in de zomer duidt niet op overdaad. Een dieet van bosbes en gras is misschien wel gezond maar je wordt er als alleseter niet vet van. Bij de huidige zwijnendichtheden wordt de zomer min of meer een bottleneck. Dat uit zich lokaal in biggensterfte. Biggensterfte is geconstateerd verspreid over de gehele Veluwe. Door het extensievere beheer op grote delen van de Zuid-Veluwe lijkt het hier sterker dan op de Noord-Veluwe, waar gestuurd wordt op een lage dichtheid. Van de Zuid-Veluwe kwamen de volgende voorbeelden. Een rotte van 4 zeugen met 21 biggen dunde in de periode mei juni uit tot 4 zeugen met nog 6 biggen. Op een wildweide werden begin augustus in totaal 13 zeugen gezien met in totaal 10 biggen. Op de Midden-Veluwe is de zomersterfte niet beperkt tot biggen, hier zijn ook overlopers en zeugen door gebrek gestorven.
Wat wel verbazend is, is dat naast sterfte van biggen, er na redelijk goede mastjaren in de zomerperiode tot en met augustus ook nog weer biggen bij komen. Dit gebeurt bij overloper zeugjes maar ook bij volwassen zeugen. Vorig jaar gebeurde dit Veluwe breed.
In het volgende filmpje wat eind juli is gemaakt zie je een volwassen zeug met een dikke buik en opgezwollen tepels. Ze is goed zichtbaar op 1 minuut en 30 seconden van het filmpje.
Het aantal waarnemingen van pas geboren biggen is nu veel beperkter in vergelijking met vorig jaar.
Heel recent zijn er wel waarnemingen dat de keilers geïnteresseerd raken in de zeugen. Ook een normaal fenomeen zodra de mast massaal begint te vallen is dit de trigger voor een deel van de zeugen bronstig te worden.
Tekst: Gerrit Jan Spek, Natuurlijk Fauna-advies BV en De Natuurkalender, Wageningen University
Foto’s: Gerrit Jan Spek