Beukennootjes en beukenblaadjes

Valt de zomer tegen, dan volgend jaar geen beukennootjesregen

8-OKT-2011 - Nu de zomer voorbij is en de herfst zijn intrede doet, beginnen de beukennootjes te vallen. Een mooie tijd voor eekhoorns die de nootjes gebruiken om een wintervoorraad mee aan te leggen, maar ook liefhebbers trekken de bossen in om deze nootjes te verzamelen.

Bericht uitgegeven door het KNMI op [publicatiedatum]

Nu de zomer voorbij is en de herfst zijn intrede doet, beginnen de beukennootjes te vallen. Een mooie tijd voor eekhoorns die de nootjes gebruiken om een wintervoorraad mee aan te leggen, maar ook liefhebbers trekken de bossen in om deze nootjes te verzamelen.

Beukennootjes en -blaadjes (foto: Ronald van Haren)Onze voorouders gebruikten deze nootjes voor nog iets heel anders, en dichtten ze een voorspellende waarde toe. Een grote hoeveelheid nootjes in de herfst zou een koude, strenge winter aankondigen, zoals blijkt uit twee oude weerspreuken:

Veel noten op het harde hout, maakt de winter hard en koud.

Hangen er in September veel noten aan de twijgen dan gaan we een strenge winter krijgen.

In 2003 publiceerden onderzoekers Hilton en Packham een meetreeks van de hoeveelheid beukennootjes in Nederland tussen 1930 en 1996. Wanneer we deze vergelijken met de gemiddelde wintertemperatuur in de opvolgende winter in De Bilt, is er echter geen statistisch verband te vinden. Dit blijkt ook als we figuur 1 bekijken. De blauwe jaartallen (1930 tot 1967) tonen, naar de meetreeks van onderzoekers la Bastide en van Vredenburch, het verband aan tussen het aantal nootjes en de gemiddelde temperatuur in de opvolgende winter. Waar er bijvoorbeeld na de vele nootjes in de herfst van 1946 inderdaad een koude winter volgt, gaat dit voor 1956 niet op. Na het goede 'nootjesseizoen' volgt juist een vrij warme winter.

Figuur 1: Relatie aantal beukennootjes en temperatuur opvolgende winter

Uiteraard is er wel een verband tussen het weer en de hoeveelheid beukennootjes, maar hiervoor moeten we terug naar de zomer van een jaar eerder. Tijdens deze zomer vindt de knopzetting plaats die van invloed is op de hoeveelheid nootjes een jaar later. Een warme, droge zomer blijkt een grotere kans op meer nootjes in het volgende jaar te geven. De sterkte van zo'n verband wordt aangegeven met de 'correlatiecoëfficiënt'. Heeft deze de waarde 1 dan hangen de vergeleken veranderingen perfect met elkaar samen. Bij een waarde van 0 is er geen enkel verband. Voor temperatuur vinden we een correlatiecoëfficiënt van 0.33, voor neerslag een coëfficiënt van -0.23. De negatieve waarde voor de neerslag geeft aan dat meer regen resulteert in minder nootjes.

Hoewel er dus een verband te vinden is tussen temperatuur en neerslag in de zomer en de hoeveelheid nootjes een jaar later, is de voorspellende waarde hiervan niet enorm groot. Dit blijkt ook als we figuur 2 bekijken. Hier geven de blauwe jaartallen (1930 tot 1967) de relatie aan tussen het aantal nootjes en de gemiddelde temperatuur in de zomer van het voorgaande jaar. Het blijkt dat in deze meetreeks het verband goed opgaat. Zo zijn er bijvoorbeeld in de herfst van 1957 weinig nootjes te vinden wat overeenkomt met de koude zomer in het voorgaande jaar. In het jaar 1948 zijn juist weer erg veel nootjes te vinden na de warme zomer van 1947. Dat het verband lang niet altijd opgaat blijkt als we twee jaartallen (rood) toevoegen uit de langere tijdserie van Hilton en Packham. Er blijkt dan dat een koude zomer in sommige gevallen ook veel nootjes kan opleveren en een warme zomer weinig nootjes.

Figuur 2: Relatie aantal beukennootjes en temperatuur zomer voorgaande jaar

Een voorzichtige voorspelling voor het aantal beukennootjes in dit najaar zouden we kunnen maken op basis van de temperatuur en de hoeveelheid neerslag in de zomer van afgelopen jaar. De zomer van 2010 was met gemiddeld 17.7 ℃ in De Bilt een stuk warmer, maar ook net iets natter dan gemiddeld. Dit zou betekenen dat er dit najaar een verhoogde kans op een groot aantal nootjes is. Helaas zegt dit aantal nootjes niks over de temperatuur in de aankomende winter. De voorspellende waarde van het aantal beukennootjes voor de aankomende winter is nul.

Tekst en foto: Ronald van Haren, KNMI

Referenties

  • Hilton, G.M. en J.R. Packham, 2003: Variation in the masting of common beech (Fagus sylvatica L.) in northern Europe over two centuries (1800-2001)
  • la Bastide, J.G.A. en C.L.H. van Vredenburch, 1970: The influence of weather conditions on the seed production of some forest trees in the Netherlands
  • Meier, I.C. en C. Leuschner, 2008: Leaf size and leaf area Index in Fagus sylvatica forests: Competing effects of precipitation, temperature, and nitrogen availability