Herfstbladeren: armoede met een gouden randje
Wageningen UniversityBericht uitgegeven door Alterra Wageningen UR op vrijdag 28 november 2008
Eindelijk is er vorige week een massa blad van de bomen gewaaid. Het barre weer van deze week maakte het karwei af: bomen en bossen bieden inmiddels een winterse aanblik. Eerder zorgde een periode zonder stormen of hevige regenval, maar met wel een paar echt koude nachten, voor de meest schitterende herfstkleuren in het bos. Prachtig natuurlijk, maar wat is nu eigenlijk de biologische betekenis van al dat moois? En waarom heeft de ene soort zulke prachtige herfstbladeren en de andere niet? Een kleine terugblik op de herfst.
Herfstkleuren ontstaan doordat bomen vóór de bladval hun bladgroen afbreken om het daarin ingebouwde magnesium op tijd te kunnen terugtrekken. En de bomen zijn niet alleen zuinig op hun magnesium. Aan het eind van het groeiseizoen nemen de concentraties van allerlei voor de boom belangrijke stoffen in het blad duidelijk af. Alleen het calciumgehalte van de bladeren blijft op peil; die stof zit kennelijk te stevig ingebouwd in de bladeren om snel teruggetrokken te kunnen worden. Opvallend is dat juist boomsoorten als eik en beuk, die zijn opgewassen tegen relatief voedselarme omstandigheden, niet alleen de fraaiste herfstkleuren hebben, maar ook al vanaf het begin van het groeiseizoen weinig calcium in hun bladeren inbouwen. Het zijn dus echte armoelijders, die met weinig toekunnen en in de herfst de verliezen zo beperkt mogelijk proberen te houden.
Boom- en struiksoorten van rijkere milieus pakken het heel anders aan, ook als zij toevallig eens op een wat armere bodem groeien. Zo stellen bij wilgen, essen, elzen, lindes en vlierstruiken de herfstkleuren vaak niet veel voor. En als het even tegenzit – bijvoorbeeld bij een vroege nachtvorst – laten ze hun blad desnoods nog halfgroen vallen, waarbij veel kostbaar magnesium verloren gaat.. Ook met het calcium in hun bladeren gaan deze rijkeluiskinderen onder de bomen beslist niet zuinig om. Het calciumgehalte in hun bladeren is - van lente tot herfst - beduidend hoger dan bij eik en beuk. Wat een spilzucht!
De Hollandse zuinigheid van onze eiken en beuken lijkt al met al een veel betere overlevingsstrategie. Maar is dat ook werkelijk zo? Niet helemaal, want wat op korte termijn goed is voor een boom, hoeft op lange termijn nog niet goed te zijn voor het bos. Kalk- en voedselarm bladstrooisel is namelijk bepaald geen feestmaal voor de wat grotere bodemdieren als regenwormen. Het gevolg is dat het gevallen blad niet snel wordt afgebroken en er op den duur een dik pakket halfverteerd strooisel op de bosbodem komt te liggen. Dat is dan wel weer een goede voedingsbodem voor schimmels, waaronder verschillende fraaie herfstpaddenstoelen. Maar ook die schoonheid heeft een prijs: in het strooiselpakket worden veel humuszuren geproduceerd, waardoor de bosbodem geleidelijk zuurder en armer wordt. En uiteindelijk is dat natuurlijk ook niet in het voordeel van de bomen.
(2) Humusprofiel van een eikenbos op arme |
Dan is het misschien toch niet zo’n slechte strategie om wat minder zuinig met nutriënten om te gaan. Doordat zij een actief bodemleven te stimuleren, zorgen bomen met goed afbreekbaar strooisel ervoor dat belangrijke voedingsstoffen ondergronds worden opgeslagen in stabiele humus: een voorraadkast waar later weer uit geput kan worden. Bodemverzuring en uitspoeling worden tegengegaan, de bodemvruchtbaarheid blijft op peil en zelfs de bosplanten in de ondergroei kunnen meeprofiteren. Minder verzuring, meer diversiteit in de ondergroei en desgewenst zelfs hogere houtopbrengsten: wat wil je nog meer? Kortom: een gevarieerde boomsoortsamenstelling met meer aandacht voor soorten met goed verterend bladstrooisel kan best handig zijn.
Meer informatie over dit onderzoek is te lezen op www.kennisonline.wur.nl en in de publicatie Terug naar het lindewoud van Patrick Hommel, Rein de Waal, Bart Muys, Jan den Ouden & Theo Spek (2007, KNNV Uitgeverij, Zeist. 72 pp.)
Tekst: Patrick Hommel, Alterra Wageningen UR
Foto’s: Anne Oosterbaan (1), Rein de Waal (2), Alterra Wageningen UR