Op kraambezoek bij zeldzame Franjestaart
Bericht uitgegeven door de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt op [publicatiedatum]
Deze zomer ontdekte de Vleermuizenwerkgroep van Natuurpunt in de Makegemse Bossen (Merelbeke, Oost-Vlaanderen) een kraamkolonie Franjestaarten. Het is pas de derde keer dat zo’n kolonie in Vlaanderen wordt ontdekt. De kolonie telt minstens 21 volwassen exemplaren.
De Franjestaart (Myotis nattereri) is een zeldzame soort die vooral voorkomt in kleinschalige, bosrijke landschappen. Ze dankt haar naam aan twee rijen, stijve, gekromde borstelharen die als franjes de onderrand van de staartvlieghuid sieren. Met een maximaal gewicht van 12 gram en een vleugelspanwijdte van 28 centimeter behoort deze soort tot de middelgrote vleermuizen. Franjestaarten hebben kenmerkende spierwitte buikjes en een lichtroze snoet. De vrij grote, vleeskleurige oren zijn aan het uiteinde licht opgeplooid en doen denken aan de tip van een skilat.
Franjestaarten laten zich in de zomerperiode niet gemakkelijk opsporen. De soort heeft een zeer stille sonar, waardoor hun ultrasone geluiden moeilijk waarneembaar zijn. Bovendien kunnen de sonargeluiden enkel door experts worden herkend. Door de opkomst van steeds geavanceerdere batdetectoren, neemt het aantal zomerwaarnemingen de laatste jaren toe. In 2010 lokaliseerde David Galens zo een vliegroute in de Makegemse Bossen.
Om de ecologie van deze zeldzame vleermuis beter te begrijpen, werd een telemetrisch onderzoek opgezet, gefinancierd door de milieuraad van Merelbeke en uitgevoerd door David Galens en Daan Dekeukeleire van de Vleermuizenwerkgroep. In juli 2011 werd op de vliegroute een vrouwtje gevangen. Het exemplaar werd voorzien van een lichtgewicht zendertje dat met chirurgische lijm op de rug werd vastgemaakt (waarvoor een vergunning werd verleend door het Agentschap voor Natuur en Bos). Met een ontvanger konden zo alle bewegingen van dit beestje gedurende enkele dagen nauwkeurig worden gevolgd. Dit leidde tot de ontdekking van twee koloniebomen: allebei imposante oude Zomereiken met naar boven ingerotte holtes; ideale plaatsen voor een kraamkolonie. Vleermuizen vormen in het voorjaar zo’n kraamkolonies waarin verschillende vrouwtjes samenhokken. Mannelijke exemplaren worden er niet toegestaan. In juni worden de jonge vleermuizen er geboren, in regel één per vrouwtje. Na ongeveer een maand kunnen de jonge vleermuizen vliegen.
Franjestaarten zijn uitgesproken boombewoners en zijn in de voortplantingsperiode sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte, holle kraambomen. Ook in de winter worden vaak bomen gebruikt om er een winterslaap te houden. Boombewonende vleermuissoorten gebruiken op één seizoen doorgaans een uitgebreid netwerk van meerdere slaap- en kraambomen waarbij de kolonie zeer regelmatig verhuist. Net voor en na de geboorte gaat de voorkeur van Franjestaarten naar verblijfplaatsen met een beperkter volume, zoals barsten en spleten of holle takken.
Dit onderzoek bevestigt nogmaals de uitzonderlijke waarde van de Makegemse Bossen. Het boscomplex wordt gekenmerkt door een uitbundige voorjaarsflora en herbergt enkele zeldzame bewoners als Zwarte en Middelste Bonte Specht, Wespendief en Havik, Kamsalamander, Hazelworm, het zeer zeldzame Coureurmotje en enkele bijzondere loopkevers. Het gebied werd door Europa dan ook terecht afgebakend als een Habitatrichtlijngebied. De resultaten van het recente vleermuisonderzoek zullen worden gebruikt bij de opmaak van het uitgebreid bosbeheerplan zodat het ecologisch belang van de Makegemse Bossen ook in de toekomst kan worden gevrijwaard en uitgebreid.
Tekst: David Galens, Vleermuizenwerkgroep Natuurpunt
Foto: Norbert Huys/Fennec Films