Sneeuwvlo

Sneeuwspringers nemen zonnebad

22-NOV-2011 - Het warme herfstweer heeft de Sneeuwspringers er niet van weerhouden om tevoorschijn te komen. Sneeuwspringers (ook wel Sneeuwvlooien genoemd) zijn rare snuiters. En dat niet alleen omwille van hun langwerpige kop. Als een van de weinige insecten zijn ze actief tijdens het winterhalfjaar. Tijdens de zomermaanden zitten de larven onder de grond waar ze zich tegoed doen aan de wortels van mossen.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Educatie [land] op [publicatiedatum]

Het warme herfstweer heeft de Sneeuwspringers er niet van weerhouden om tevoorschijn te komen. Sneeuwspringers (ook wel Sneeuwvlooien genoemd) zijn rare snuiters. En dat niet alleen omwille van hun langwerpige kop. Als een van de weinige insecten zijn ze actief tijdens het winterhalfjaar. Tijdens de zomermaanden zitten ze als larven onder de grond waar ze zich tegoed doen aan de wortels van mossen.

Op enkele uitzonderingen na zijn alle insecten zomerdieren. Ze planten zich voort in het zomerhalfjaar en overwinteren als ei, larve of pop. Soms wordt er ook overwinterd als volwassen dier, maar dan zijn ze weinig actief of houden ze een winterslaap. De Sneeuwspringer (Boreus hyemalis) vormt hierop een zelzame uitzondering. Sneeuwspringers ontpoppen in de late herfst en blijven dan de hele winter actief. Ook zich voortplanten doen ze in het winterhalfjaar, waarbij ze halsbrekende toeren uithalen.

Niets is “gewoon” bij de sneeuwspringer. Bij de paring neemt het mannetje het zwaardere vrouwtje op zijn rug en kan die paringshouding wel een paar dagen volhouden (foto: Paul Wouters & Marianne Horemans)

Je vindt Sneeuwspringers bijna uitsluitend in stuifzandgebieden met korstmossen en Ruig haarmos. In de Antwerpse en Limburgse Kempen werden ze al op verschillende plaatsen gevonden. Maar misschien zitten ze wel op meer locaties dan vermoed. Sneeuwspringers vallen immers niet erg op, ze zijn amper 4 mm groot en donker gekleurd. Anderzijds zijn ze wel onmiskenbaar. De lange snavel (in feiten een verlenging van de kop) hebben ze gemeen met hun verwanten de schorpioenvliegen.
 

Ongeveer 10 tot 12 uur na de paring legt het vrouwtje met behulp van haar legboor een tiental eitjes aan de voet van mosstengels. (foto: Paul Wouters & Marianne Horemans)

Vormen de hoge najaarstemperaturen een probleem voor de Sneeuwspringers? Waarschijnlijk niet direct, maar mogelijk wel onrechtstreeks. Sneeuwspringers hebben normaal gezien weinig of geen natuurlijke vijanden, want die zijn in de wintermaanden immers in winterslaap. Maar als het warmer wordt, zullen ook andere insecten langer actief blijven en kunnen concurreren met de Sneeuwspringers. Maar eventuele effecten zijn nog helemaal niet onderzocht.

Een veel grotere bedreiging is de achteruitgang van de kwaliteit van hun leefgebied. De oppervlakte aan stuifduin met kaal zand is in Vlaanderen bijzonder sterk afgenomen de laatste decennia. Deze biotopen werden afgegraven, beplant met naaldbomen, of groeiden dicht. Waar er nog open zand is, verdringt Grijs kronkelsteeltje, een exotische mosje uit het zuidelijk halfrond, het inheemse Ruig haarmos. En zonder kaal zand en Ruig haarmos, geen Sneeuwspringers.


Tekst: Jos Gysels, Natuurpunt Educatie, Paul Wouters & Marianne Horemans, Ecologische werkgroep Meanderland