Wilde bijen op heidevelden in de verdrukking door imkerij
De Bijenstichting, EIS Kenniscentrum InsectenBelang van heidevelden
Heidevelden zijn van groot belang voor onze inheemse, wilde bijenfauna. Enkele wilde bijensoorten zijn voor hun stuifmeelbehoefte geheel afhankelijk van struikheide: de heidezandbij en de heizijdebij met hun broedparasieten de heidewespbij en de heideviltbij. Ook dopheide kent enkele specialistische bijensoorten: de viltige groefbij en de ericabij. Dopheide is daarnaast van grote waarde voor veel hommelsoorten, waaronder de ernstig bedreigde heidehommel. Ook voor de imkerij zijn heidevelden van belang, vanwege de massadracht (een groot aanbod aan bloeiende planten) en de kwaliteit van de heidehoning.
De kwaliteit van onze heidevelden holt achteruit. Door vergrassing is de oppervlakte heide sterk afgenomen en door verdroging gaat de bloei hard achteruit, waardoor het nectar-aanbod over de laatste decennia sterk verminderd is. Dat roept de vraag op in hoeverre wilde bijen concurreren met honingbijen om de beperkt beschikbare nectar en stuifmeel van heide.
Onderzoek concurrentie op heideterreinen
De afgelopen jaren heeft EIS Kenniscentrum Insecten op heidevelden onderzoek gedaan naar de invloed van de aanwezigheid van honingbijen op wilde bijen en zweefvliegen. De resultaten laten zich samenvatten door de vergelijking van een heideveld met weinig honingbijkasten (9) met eentje met veel honingbijkasten (260). Onderstaande grafiek toont het aantal wilde bestuivers als functie van de afstand tot de honingbijkasten. Om te corrigeren voor weers- en bloeiverschillen is het aantal wilde bestuivers weergegeven ten opzichte van het aantal honingbijen.
Zowel op heide met weinig als veel kasten zien we dat dichterbij de kasten de honingbijen talrijker zijn dan de wilde bijen (punten onder de rode lijn). Op de heide met weinig kasten is dit een lokaal effect: vanaf 1,25 kilometer krijgen de wilde bijen en zweefvliegen de overhand (punten boven de rode lijn). De invloed van de honingbijkasten is hier dus geografisch beperkt. Dit effect is statistisch significant. Daarentegen zien we op de heide met veel kasten dat de wilde bijen op alle afstanden in de minderheid zijn (onder de rode lijn). De honingbijen domineren hier het heideveld tot op 2,5 kilometer van de kasten.
Hoe verder?
Door de afnemende heidebloei neemt de concurrentiedruk van de honingbij op wilde bestuivers meer en meer toe. Om van de negatieve effecten op wilde bijen af te komen, zou het aantal honingbijkasten op heideterreinen drastisch verminderd moeten worden. Op Bestuivers.nl is hiervoor een richtlijn en rekenmodule te vinden. Dit is met name in natuurgebieden urgent, omdat daar het voorzorgsbeginsel van toepassing is. Dit beginsel verbiedt maatregelen die mogelijk schade veroorzaken aan het milieu.
EIS Kenniscentrum Insecten en De Bijenstichting roepen dan ook overheden en terreinbeherende instanties op om hun beleid over het aantal te plaatsen honingbijkasten naar beneden bij te stellen. Bovengenoemde richtlijn voor het aantal bijenkasten op heidevelden kan daarbij leidinggevend zijn. In de praktijk kunnen grote stappen voorwaarts gemaakt worden door de heide slechts open te stellen voor lokale imkers. Gemeenten kunnen in de Algemene Plaatselijke Verordening regels vastleggen rond het plaatsen van honingbijkasten.
Tekst: Theo Zeegers, John Smit, Menno Reemer, EIS Kenniscentrum Insecten & Jaap Molenaar, De Bijenstichting
Foto’s: John Smit (leadfoto: honingbijkasten op een heideterrein)