Voedselbossen: de risico’s van aangeplante uitheemse soorten
Nederlandse Voedsel- en WarenautoriteitHet idee achter voedselbossen is om voedsel op een duurzame wijze te produceren in een bosachtig ecosysteem. Met het juiste ontwerp kan zich een stabiel productiesysteem ontwikkelen met meerwaarde voor de biodiversiteit. Een voedselbos kan ook worden gebruikt om andere maatschappelijke functies te vervullen, zoals educatie over duurzame voedselproductie of klimaatadaptatie. In de Nederlandse voedselbossen worden veel uitheemse soorten aangeplant. Omdat er geen overzicht beschikbaar was van welke soorten werden aangeplant en wat de mogelijke effecten daarvan waren, heeft de NVWA aan de Radboud Universiteit en FLORON gevraagd om een risicobeoordeling uit te voeren.
Wat is een voedselbos?
Bosachtige productiesystemen kunnen allerlei vormen aannemen. In dit onderzoek is uitgegaan van de omschrijving van de ‘Green Deal Voedselbossen’ (pdf; 60 KB). Hoofddoel is voedselproductie op landbouwgrond in een door mensen ontworpen ecosysteem. Er worden veel verschillende plantensoorten naast elkaar aangeplant met meerjarige of houtige soorten. De oppervlakte is minimaal 0,5 hectare. Naast een kruinlaag van hogere bomen, zijn er minimaal drie andere vegetatielagen aanwezig met struiken, kruiden, bodembedekkers, wortelgewassen en/of klimplanten. Door de bodem zo min mogelijk te bewerken, wordt de ontwikkeling van een rijk bosbodemleven gestimuleerd. Naast voedselplanten staan er soorten die belangrijke ecologische functies als windkering, nectarlevering of stikstofbinding vervullen. Er wordt zo weinig mogelijk mechanisch of chemisch ingegrepen in de voedselbosontwikkeling.
Soms wordt ruimte gemaakt voor een schooltuin of worden rondleidingen georganiseerd om mensen te laten kennismaken met deze vorm van voedselproductie. In lijn met de duurzaamheidsgedachte is vaak een deel van de opbrengst bestemd voor de lokale markt.
De oppervlakte van dit soort voedselbossen stijgt gestaag. Er zijn nu 88 voedselbossen in Nederland. Deze voldoen (nog) niet allemaal aan de bovengenoemde criteria van de ‘Green Deal Voedselbossen’. De meeste van deze 88 voedselbossen zijn klein en worden niet bedrijfsmatig beheerd.
Mogelijke risico’s voor natuur
Van veertien voedselbossen zijn de aanplantlijsten geanalyseerd. Hierop staan bijna zeshonderd plantensoorten waarvan tachtig procent uitheems is. Een flink aantal daarvan kan verwilderen en zich ook in de natuur vestigen. Bij twaalf soorten wordt op basis van literatuuronderzoek het risico voor biodiversiteit als hoog beoordeeld (zie tabel 1). Deze soorten zijn overigens niet specifiek voor voedselbossen, maar worden ook aangeplant of geteeld in bijvoorbeeld (moes)tuinen, arboreta en openbaar groen.
Soorten zijn als potentieel risicovol ingeschat als uit literatuuronderzoek is gebleken dat zij invasief kunnen zijn en de biodiversiteit en/of het functioneren van ecosystemen nadelig kunnen beïnvloeden. In welke mate deze soorten ook onder de Nederlandse omstandigheden invasief kunnen worden, is vaak nog niet duidelijk. Voor soorten als rimpelroos (Rosa rugosa), en de niet in de tabel voorkomende soorten trosbosbes (Vaccinium corymbosum) en appelbes (Aronia spp.), is het al wel duidelijk dat zij zich in Nederland in natuurgebieden kunnen vestigen.
Nadelige effecten
Veel uitheemse planten met invasief karakter vormen dichte bestanden, waardoor de oorspronkelijke vegetatie wordt verdrongen. Maar er kunnen ook andere effecten optreden. Zo verbruikt trosbosbes bijvoorbeeld relatief veel water. Door verdamping werkt de soort verdroging van kwetsbare ecosystemen als hoogvenen in de hand. Verschillende uitheemse plantensoorten die ook in voedselbossen worden aangeplant, zijn inmiddels al verwilderd; rimpelroos en trosbosbes zijn daar voorbeelden van. Natuurbeheerders hebben hun handen vol aan de bestrijding van deze ongewenste soorten.
Wat te doen?
Het risico van uitheemse soorten voor de biodiversiteit wordt door voedselbosbouwers nog niet of nauwelijks meegenomen bij de beslissing welke soorten aan te planten. Sommige soorten zouden niet, of niet in kwetsbare regio’s, moeten worden aangeplant, met name de in de tabel genoemde soorten en trosbosbes en appelbes. Voor sommige soorten geldt dit met name in bepaalde gebieden: rimpelroos niet nabij natuurgebieden in de kuststreek, trosbosbes niet nabij hoogveengebieden en appelbes niet nabij laagveengebieden. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat vogels de vruchten van bovengenoemde soorten eten en daardoor de zaden over grotere afstanden kunnen verspreiden.
Omdat invasieve soorten ook in het openbaar groen en (moes)tuinen worden aangeplant, zou het voor de natuur beter zijn als deze aanbevelingen ook hier worden opgevolgd.
Het rapport ‘Risicobeoordeling van voedselbosbouw als introductieroute voor invasieve plantensoorten’ is te lezen op de site van de NVWA.
Tekst: NVWA, FLORON en Radboud Universiteit
Foto’s: R.S.E.W. Leuven (leadfoto: voedselbos Ketelbroek in Groesbeek); J.L.C.H. van Valkenbrug, NVWA