Het project loopt nu al een paar jaar. We kijken samen met Laura van Veenhuizen en Mariëlle van Riel, projectleiders vanuit Stichting Bargerveen, naar de vorderingen en bevindingen.
Laura van Veenhuisen: “Het is vaak niet haalbaar om watercrassula helemaal weg te krijgen, maar we kunnen wel kijken waar en hoe we het inheemse ecosysteem kunnen ondersteunen in de strijd om voedsel en ruimte. In 2019 zijn we gestart met LIFE Resilias. Binnen dit project hebben we een aantal ecosystemen geselecteerd waar exoten een bedreiging vormen. In deze voorbeeldgebieden kunnen we beheerders, eigenaren, beleidsmakers en andere betrokkenen laten zien hoe je de ecosysteemaanpak toepast en wat er nodig is in het beheer. Ook volgen we de resultaten van de beheermaatregelen via een zorgvuldige monitoring.”
Selectie drie voorbeeldgebieden
Mariëlle van Riel: “De ecosysteemaanpak bestaat uit een aantal stappen. Van het in beeld brengen en aanpakken van de vermestingsbronnen, naar het doorbreken van de dominantie en vervolgens de (her)introductie van inheemse plantensoorten om hergroei en het tot dominantie komen van watercrassula te verhinderen. Bij het selecteren van de voorbeeldgebieden hebben we niet alleen gekeken naar gebieden waar watercrassula dominant is. Voor de ecosysteemaanpak is het namelijk ook belangrijk dat het gebied niet te voedselrijk is. Die gebieden zijn niet geschikt voor de LIFE Resilias aanpak, omdat watercrassula daar te goed gedijt en het daardoor uiteindelijk toch wint van de inheemse vegetatie.”
Binnen het project zijn de ecologen aan de slag gegaan in drie voorbeeldgebieden: het oude landbouwgebied Akkerenven van Staatsbosbeheer, het waterwingebied van Evides in het Brabantse Halsteren en twee duinvalleien in het Zeeuwse Zeepe bij Burgh-Haamstede.
Eerste stap: terugbrengen aanwezigheid
Laura: “In de gebieden zijn we eerst gestart met een nulmeting. Daarbij keken we onder andere naar de vegetatiestand, de waterkwaliteit, de bodemkwaliteit en of er amfibieën in het gebied zaten. Vervolgens hebben we – bij een lage waterstand – zoveel mogelijk watercrassula verwijderd. In 2019 is dat gebeurd in het Akkerenven, in de zomer van 2020 was Halsteren aan de beurt en in Zeepe hebben we de exoot in juli 2022 verwijderd.”
De eerste stap in de ecosysteemaanpak van watercrassula is het terugbrengen van de aanwezigheid van de exoot met meer dan 95 procent, het doorbreken van de dominantie. Dat kan door de besmetting af te graven met een machine, zeil te plaatsen of met heet water te behandelen. Deze methoden zijn op zichzelf niet effectief om watercrassula compleet te elimineren, maar ze maken dichte opstanden weer open. Waar mogelijk worden ook de vermestingsbronnen aangepast, om zo de beschikbare voedingsstoffen te verlagen.
Tweede stap: inbrengen inheemse planten soorten
Laura: “Het inbrengen van concurrenten is een belangrijke vervolgstap. Daarbij kiezen we voor inheemse plantensoorten die passen bij de standplaatscondities van het ecosysteem. Het is belangrijk dat je dit zo snel mogelijk na het verwijderen van de watercrassula doet, anders krijgt de exoot weer de kans om terug te komen. Voor de planning is dit echt nog wel een uitdaging om het goed af te stemmen. Zo halen we de watercrassula weg als de waterstand het laagste staat en dat is dan meestal in de droogste periode. Dan is het ook weer lastig om inheemse oeversoorten te planten.”
“In het voorbeeldgebied Akkerenven hebben we in 2019 oeverkruid aangeplant en in 2020 hebben we nog voor een tweede ronde gekozen. Het was toen een lange periode droog geweest en dat pakte wat minder uit voor het oeverkruid waardoor de watercrassula weer wat meer de ruimte kreeg. In Halsteren hebben we de hoge oevers in 2020 ingezaaid met een inheems graskruidenmengsel. In de waterlaag hebben we oeverkruid uitgestrooid en vanuit een ander project kregen we ook nog kleine hoeveelheden andere soorten om in te zetten. Daar zaten onder andere moerashertshooi en peelvaren bij.”
Mariëlle: “In Zeepe heb ik ook oeverkruidplantjes geplant. Daarnaast hebben we op de randen ook maaisel uit de duinvallei uitgestrooid. Een jaar later hebben we dat nog een keer herhaald, omdat we een beetje de pech hadden dat we twee erg natte jaren achter elkaar hadden. Droge en natte jaren zijn vooraf niet te voorspellen, maar ze hebben wel effect op deze ecosysteemaanpak. Dat blijkt inmiddels wel.”
Derde stap: monitoring van de gebieden
Minimaal drie keer per jaar worden er nu vegetatiemonsters afgenomen in de drie voorbeeldgebieden. Mariëlle: “In elke keer exact dezelfde proefvlakken meten we de percentages aanwezige watercrassula. Daarnaast meten we ook de waterkwaliteit, omdat watercrassula ook onder water groeit. Zo kijken we hoeveel CO2 in het water zit en welke plantvoedingstoffen erin zitten. Hetzelfde doen we op de oevers, maar dan met de bodemkwaliteit.”
Laura: “We kijken bij onze ecosysteemaanpak naar het hele gebied. De omgeving van het gebied waarin we werken is immers van invloed. Zo was het Akkerenven heel voedselrijk geworden via een sloot die vanuit een boerderij het gebied instroomde. Daar moet je dan ook wel iets mee doen, wil je aanpak succesvol zijn.”
Het blijft nog spannend in Halsteren
Uit de monitoring van het voorbeeldgebied in Halsteren blijkt dat de watercrassula er nu nog wel is. Laura: “Het is ook nooit het doel geweest om het honderd procent te elimineren. We willen de dominatie doorbreken en in dat opzicht vinden we het een heel goed teken dat we nu zien dat de inheemse vegetatie heel goed aanslaat. Het blijft nog wel spannend, want we hebben nu weer een heel nat jaar achter de rug. De grassen die we hadden ingezaaid stonden daardoor helemaal onder water en dan moet je maar zien hoe dat verder uitpakt. Onze voorlopige conclusie in dit gebied is wel dat de ecosysteemaanpak hier werkt.”
De duinvalleien zijn misschien toch te voedselrijk
Laura: “In Zeepe zagen na het eerste jaar dat het oeverkruid heel goed aansloeg. We waren toen heel enthousiast en kregen mooie onderwatermatten. Het jaar erna kwam de watercrassula toch weer op en nu zien we dat de watercrassula weer dominant wordt in de grote plas waar het zuidelijke deel in de zomer droogvalt. In het deel dat onder water blijft staan, zien we dat het oeverkruid het beter doet. In de kleine plas in het gebied staat het oeverkruid er ook nog goed bij, maar ook daar zien we de watercrassula weer terugkeren. De duinvalleien zijn dus wellicht toch te voedselrijk voor de ecosysteemaanpak. In de omgeving rond het voorbeeldgebied zit ook nog heel veel watercrassula en als het water hoog staat, staat het al snel met elkaar in verbinding. Dan krijgt de exoot weer gemakkelijk toegang. Maar we blijven het monitoren en we weten ook niet wat het weer volgend jaar doet…”
Akkerenven zit midden in de concurrentiefase
In Akkerenven was het doel honderd procent eliminatie van watercrassula. Mariëlle: “Het oeverkruid is er inmiddels mooi aangeslagen en de watercrassula komt nu ook weer wat terug. Ze zitten op dit moment echt midden in de concurrentiefase om voedsel en ruimte. Aan de noordelijke kant lijkt de watercrassula het te gaan winnen en aan de zuidelijke kant staat het oeverkruid er beter voor. We weten dus nog niet welke kant het op gaat en dat maakt het wel spannend. Wat wel interessant is om te zien, we zien ook dat meer andere inheemse soorten uit zichzelf opkomen, omdat ze daar de ruimte voor hebben.”
Het kan niet overal
Mariëlle: “In watercrassula-gebieden moet je er sowieso vanuit gaan dat de watercrassula er uiteindelijk terugkomt. Met alleen bestrijden en telkens weer weghalen ben je er niet. Het komt dan weer te gemakkelijk terug vanuit de omgeving. Met die omgeving moet je ook rekening houden bij de ecosysteemaanpak. Dat blijkt wel uit ons voorbeeldgebied in Zeepe. Als je wil weten of de ecosysteemaanpak van LIFE Resilias geschikt is voor een gebied, moet je vooraf heel goed naar de water- en bodemkwaliteit moet kijken. Inmiddels hebben we meer gebieden beoordeeld en daar komt toch ook geregeld uit dat deze aanpak daar niet zou werken, omdat het er te voedselrijk is. Het kan dus gewoon niet overal. Daarbij is het ook echt maatwerk per gebied. Je moet goed naar het ecosysteem kijken en bedenken welke planten geschikt zouden zijn als inheemse concurrent die je tegenover de watercrassula kunt zetten. Dat zien we ook terug in dit LIFE-project en daar leren we weer van.”
“Zo ontdekken we wat we onder welke omstandigheden wel of niet kunnen doen, welke soorten we kunnen inbrengen en wanneer we de watercrassula het beste kunnen verwijderen om vervolgens optimaal aan te sluiten met de aanplant van een inheemse soort. Dus naast een niet te voedselrijke omgeving, is ook de timing erg belangrijk. Maatwerk, uitproberen en monitoren blijft ontzettend belangrijk. Daarbij is het geen alles-of-niets-methode, het ecosysteem blijft zichzelf ook ontwikkelen.”
Meer informatie
- LIFE Resilias is een initiatief van Bosgroep Zuid Nederland en Stichting Bargerveen en mede mogelijk dankzij de financiële steun van het LIFE programma van de Europese unie en de sponsoren Rijkswaterstaat, Evides en de provincies Noord-Brabant, Utrecht en Zeeland.
- Dit is het tweede artikel op Nature Today over de ecosysteemaanpak van watercrassula. Lees ook het eerste artikel, met meer achtergrondinformatie.
Tekst: Marrie Hoedelmans, Bosgroepen
Foto's: Mariëlle van Riel (leadfoto: watercrassula); Hein van Kleef; Laura van Veenhuisen