Vloedschedemos

Levende doden #18: Vloedschedemos

SoortenNL
10-APR-2025 - Elke twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Nu: vloedschedemos, een zeldzame mossoort die het in de strijd over aandacht voor natuurbescherming nog even moet afleggen.

Er zijn genoeg redenen om (korst-)mossen interessant te vinden. Ze zijn enorm variabel en veelvormig en ze kunnen je veel vertellen over de omgeving. Diverse voor zwaveldioxide gevoelige soorten winnen sinds 1990 langzaam weer terrein, doordat via maatregelen in de industrie en het verkeer de ‘zure regen’ succesvol is bestreden. Nu zijn het de stikstofgevoelige soorten die het zwaar hebben. Het stikstoftolerante gele groot dooiermos, zie je daarentegen heel veel. Je kunt dit korstmos zelfs gebruiken om de impact van de intensieve veehouderijen op de luchtkwaliteit in kaart te brengen.

Een van de meest bijzondere soorten die Nederland rijk is, is het vloedschedemos (Timmia megapolitana). In riviermoerassen in Midden-Siberië en op natte, kalkrijke bodems in Noord-Amerika is de soort niet zeldzaam, maar in Europa kenden we slechts een paar historische plekken rondom de Oostzee. Recentelijk komt het mos nog maar in één biotoop voor, in het zoetwatergetijdemilieu, op één plek in Norfolk in Engeland en op één plek in Nederland, in de Biesbosch. Het is een gemakkelijk herkenbare, maar tegelijkertijd lastig waar te nemen soort. De vindplaatsen zijn moeilijk te bereiken, bij hoogwater staat het mos onder water, en bij laagwater is het er nog steeds erg drassig.

De twee groeiplaatsen in de Biesbosch besloegen ooit wellicht zo’n tweeduizend vierkante meter, met her en der forse kussens van vaak meer dan dertig centimeter doorsnede, op bemodderde, liggende boomstammen en takken. De soort is afhankelijk van modderafzetting in luwe, zogenaamde ‘wantij’-situaties. Door het doorsteken van de dijken langs de Merwede is de waterhuishouding in het gebied veranderd en lijkt de afzetting van slib verminderd. Het is een precaire situatie: als het bos te droog wordt, verdwijnt het mos, maar als het begint te doorstromen ook.

Bij het beheer van de Biesbosch staan, behalve waterveiligheid, vooral de vogels centraal. Planologische bescherming voor mossen is niet-bestaand. Rijkswaterstaat heeft nu een ontpolderingsplan gemaakt voor de Zuilespolder in de Sliedrechtse Biesbosch. Ze noemen dat een ‘kwaliteitsimpuls’. De bestaande natuurwaarden van deze polder met fraaie hooilanden worden daarin als ‘gering’ bestempeld. En dat het vloedschedemos daar zou kunnen verdwijnen, legt al helemaal geen gewicht in de schaal.

In de Zuilespolder groeien binnendijks nu nog zeldzame graslandsoorten als de grote en gewone trosdravik, veldgerst, en gulden boterbloem. En er vliegen vlinders zoals het oranjetipje, hooibeestje, de kleine vuurvlinder, het oranje zandoogje, landkaartje en zwartsprietdikkopje. Zij leggen het af tegen de grote oppervlaktes natte, voedselrijke natuur die hier makkelijk te realiseren zijn. Ook de zeldzame moerassprinkhaan maakt weinig indruk en zelfs wettelijk zwaar beschermde soorten zoals de Noordse woelmuis en de platte schijfhoren, een slakkensoort, kunnen het verschil niet maken.

Als een soort niet wettelijk strikt beschermd is – of als de wettelijke bescherming niet tot de juiste beslissingen leidt – moet je hem op een andere manier belangrijk maken. Daarom wordt het vloedschedemos nu aangeprezen als de nieuwe collega van de spindotterbloem. Normale mensen weten dan nog steeds niet waar het over gaat, maar floristen en terreinbeheerders herkennen de spindotter als een belangrijke soort, iconisch voor het zoetwatergetijdemilieu.

In de praktijk gaat het promoten van het vloedschedemos nog maar matig. Het is relatief makkelijk om mensen te mobiliseren voor de bescherming van zoogdieren, zeker als ze schattige snuitjes hebben zoals zeehondjes of pandaberen. En ook voor vogels die in het Oosten gezien worden als reïncarnaties van menselijke zielen en in het Westen als lievelingen van god – omdat hij ze dichter bij zich in de hemel heeft gehouden – zijn mensen relatief makkelijk enthousiast te maken.

Vanuit utilitaristisch perspectief zijn er nog soorten die een waarde vertegenwoordigen als indicator voor natuurkwaliteit zoals parnassia’s of zilveren manen. Op die manier kun je ook spannende toppredatoren aanprijzen zoals zeearenden, visarenden, wolven of lynxen – als die soorten opduiken dan zit het wel goed met het gebied. En zelfs met insecten gaat promotie steeds beter; eerst de grote en kleurrijke zoals dagvlinders en libellen, maar mede dankzij verbeterde fotografische technieken kun je tegenwoordig ook de facetogen of de beharing op de sprietborstel van een zweefvlieg schitterend in beeld brengen. In die context van de alsmaar heviger wordende strijd om aandacht voor natuurbescherming, moet het vloedschedemos het nog even afleggen.

Er is natuurlijk ook iets anders aan de hand. Rijkswaterstaat heeft goede redenen om stukken aanpalend aan de Biesbosch te willen ontpolderen. Herstel van een estuarium gaat gelijk op met bescherming tegen overstroming en wateropvang voor droge periodes – en werken in landschappelijke eenheden is dan logisch en efficiënt. Maar dat zeldzame hooilandjes ‘dus’ maar moeten verdwijnen, is geen natuurwet. In beleidsdiscussies wordt zoiets vaak neergezet als ‘strijdige regelgeving’. Overheden claimen dan dat ze onmogelijk én de natte én de droge soorten kunnen beschermen. Dat is een manier om lekker makkelijk de regels de schuld geven. Maar wat zich hier wreekt, is dat we in Nederland de natuur systematisch te weinig ruimte gunnen. Als je alle verschillende soorten en verschillende soorten natuur op dezelfde vierkante meters moet laten bloeien, lukt dat natuurlijk niet. Maar als je natuur de ruimte geeft die het nodig heeft, kun je prima voedselarme hooilandjes én voedselrijke moerasbossen kwijt en blijken al die regels opeens zo strijdig nog niet.

‘Het lot van de dodo’

Levende doden

Geen land ter wereld weet zoveel van haar natuur als Nederland. Tegelijk gaat geen land ter wereld er zo slecht mee om. Omdat de overheid het systematisch laat afweten, is natuurbescherming afhankelijk geworden van de inzet van talloze vrijwilligers. Er zijn soorten die onmiddellijk uit Nederland zouden verdwijnen als zij hun inspanningen staken.

Om de twee weken portretteert Sander Turnhout een planten- of diersoort voor wie ‘het lot van de dodo’ dreigt. Dit portret is ook verschenen op De Groene Amsterdammer.

Tekst: Sander Turnhout, SoortenNL
Beeld: Sander Turnhout (leadfoto: vloedschedemos); Ludwig Volbeda