Verschijnen alle Vroege franjehoeden alleen in het voorjaar, of zit het anders?
Nederlandse Mycologische VerenigingIn Nederland komen 108 soorten franjehoeden voor, waaronder 28 forma's. De meeste soorten zijn klein, dunvlezig, fragiel en onopvallend vanwege hun ingetogen kleuren. Donker- tot roodbruine, bruine, grijze en bleke kleuren met overgangen voeren de boventoon. De plaatjes zijn eerst licht crèmekleurig tot grijs, maar worden later onder invloed van de sporenontwikkeling purper- tot roodbruin en bijna zwart, maar nooit gevlekt. De sporenprint is grijs-, purper- of roodbruin tot bijna zwart. De steel is glad of bedekt met vezeltjes en bezit zelden een ringetje. De franje, vaak alleen op de hoedrand aanwezig, is bij veel soorten alleen in het prille stadium te zien, hoewel deze groep hier wel zijn naam aan ontleent.
Dr. E. Kits van Waveren
De meeste franjehoeden zien er bij droog weer anders uit dan bij vochtig weer. Ze verbleken sterk onder droge omstandigheden (hygrofaan). Franjehoeden leven van dood organisch materiaal (saprotroof) en worden gevonden op de strooisellaag, snipperhopen, composthopen, dood hout, mest en op de grond in allerlei milieutypen. Het is al met al een groep van moeilijk uit elkaar te houden soorten. Toch is deze groep het troetelkindje van veel (amateur)mycologen. De onopvallende kleur werkt blijkbaar uitdagend. Nog niet zo lang geleden werden franjehoeden afgeschilderd als een duistere groep van paddenstoelen waar geen touw aan vast te knopen was. De man die daar verandering in heeft gebracht is dr. Kits van Waveren. Zijn magnifieke boek 'The Dutch, French and Britisch species of Psathyrella' uit 1985 bracht eindelijk duidelijkheid en hoewel het inmiddels iets gedateerd is, wordt het nog steeds veelvuldig geraadpleegd.
Vroege franjehoed: ondersoorten en ecologie
Buiten komen we nog steeds mooie exemplaren tegen van de Vroege franjehoed (Psathyrella spadiceogrisea sl.). Kits van Waveren onderscheidt vijf vormen van de Vroege franjehoed. Dit zijn behalve forma spadiceogrisea ook de zeldame f. exalbicans, met kleine, gedrongen vruchtlichamen (hoed van 10 tot 30 millimeter breed en steel van 15 tot 35 millimeter lang), en de vrij zeldame f. vernalis, met forse, gedrongen vruchtlichamen (hoed van 25 tot 45 millimeter breed en steel van 35 tot 60 millimeter lang). Dit is de enige Vroege franjehoed forma die met zekerheid alleen in het voorjaar wordt waargenomen, de rest kan ook later verschijnen. Verder is f. phaeophylla, met tabakbruine in plaats van chocoladebruine lamellen, zeldaam en f. mammifera, met een duidelijk gebochelde hoed, is zeer zeldaam.
Vroege franjehoeden leven saprotroof op de grond in loof- en gemengde bossen, parken, plantsoenen, struwelen en lanen. Ze komen zeer zelden voor in graslanden. Soms groeien ze op takjes of houtsnippers, maar zelden op stammen of stronken. Ze komen voor op vochtige tot droge, min of meer voedselrijke klei-, leem- en humeuze zandgrond.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Piet Brouwer