Niet alledaagse franjehoeden verrassen mycologen
Nederlandse Mycologische VerenigingHet weer van de laatste weken is wat koeler geweest dan we gewend zijn. Het voordeel is dat paddenstoelen zoals franjehoeden dan wat langer blijven staan dan tijdens warm weer. Enkele NMV-ers besloten om een recreatiegebied in West-Friesland te bezoeken vanwege geruchten over mooie paddenstoelen die er te zien zouden zijn. Vlak bij de ingang van het recreatiegebied bevindt zich een moeilijk begaanbaar terreintje door de aanwezigheid van veel bemost dood hout. Een flink deel van dit terreintje staat in de winter onder water vanwege het hoge grondwaterpeil van het gebied. De vegetatie bestaat hier uit essen, wilgen, populieren en een enkele Zomereik. De essen zijn er slecht aan toe, ze zijn aan het afsterven door de essentakziekte.
Na het droogvallen van de kleibodem in maart kwamen er op en rond de bemoste stammen en stronken allerlei franjehoeden tevoorschijn. Opvallend waren de toefen van een soort franjehoed, die uit een gemeenschappelijke steelbasis waren opgeschoten. Er werden foto's van gemaakt en enkele exemplaren werden meegenomen om thuis te worden gedetermineerd. Het bleek te gaan om de Zijdefranjehoed (Psathyrella pannucioides), een soort die in het recreatiegebied nooit eerder was waargenomen. Het verspreidingskaartje laat zien dat Zijdefranjehoeden slechts schaars voorkomen in Nederland. Wereldwijd is dat ook zo, ze komen alleen voor in een beperkt aantal landen in Europa, te weten Duitsland, Noorwegen, Zweden en Nederland. Ze kunnen op de groeiplaatsen in behoorlijke aantallen worden gevonden (soms wel 150 exemplaren). Zijdefranjehoeden leven saprotroof op en rond stammen en stronken van loofbomen, vooral van wilgen in grienden en wilgenbos langs de rivieren. In het recreatiegebied werden ze gevonden op een drooggevallen vochtige voedselrijke kleigrond op en rond stronken en stammen van essen en populieren. Zijdefranjehoeden kunnen volgens de literatuur het hele jaar door worden gevonden.
Beschrijving Zijdefranjehoed
De Zijdefranjehoed heeft een hoed van één tot vier centimeter groot, eerst is deze kegelvormig, later is hij meer uitgespreid en met een bochel (umbo) in het midden. De hoeden zijn eerst okerbruin van kleur, maar bij het spreiden van de hoed naar de randen toe worden ze grijs met een okerbruine bochel in het midden. Ze zijn niet doorschijnend gestreept. Jonge hoeden zijn gesloten door het velum (vlies). De steel en hoed zijn in dit stadium bedekt met een 'zijden' vlies (het velum). Na het strekken van de hoed bedekt dit zijden velum de hoed voor een belangrijk deel, uitgezonderd de bochel in het midden van de hoed. De plaatjes zijn eerst grauw tot grauwbruin, later verkleurend naar donkerbruin onder invloed van de kleur van de sporen. De lamelsnede is wit. De steel is drie tot zes centimeter lang en 0,2 tot 0,6 centimeter breed, hij is wittig, het bovenste deel is berijpt, naar de basis toe wordt hij vezelig en enigzins vlokkig of schubbig. Het vlees is reuk- en smaakloos. De sporen zijn donkerbruin van kleur met iets purper. Ze zijn 9 tot 11,5 bij 5,5 tot 6,5 micrometer groot met een toegespitste apicul. De cheilocystiden zijn overwegend urnvormig en zijn tot 70 micrometer lang.
Franjehoeden
Franjehoeden zijn kleine tot middelgrote, meestal dunvlezige paddenstoeltjes zonder opvallende, fotogenieke kleuren. Van veel soorten zijn geen of nauwelijks foto's te vinden. Grauwbruine, lichtbruine, donkerbruine, roodbruine, okerbruine en witte tot bleekwitte kleuren domineren bij de meeste franjehoeden. De sporen zijn grijs-, purpur-, of roodbruin tot bijna zwart. De franje op de hoed, hoedrand en steel waar de Nederlandse naam naar verwijst is niet bij alle soorten even duidelijk zichtbaar. De meeste soorten zien er onder droge weersomstandigheden anders uit dan onder vochtige omstandigheden. Het determineren van franjehoeden is over het algemeen een tijdrovende klus. Allemaal factoren die de studie van franjehoeden niet erg populair maken. In de nabije toekomst zullen veel soorten worden ondergebracht in andere families (genera). Van de 108 Nederlandse franjehoeden moeten 90 soorten microscopisch worden gedetermineerd voor validatie en van 53 soorten moet een collectie worden aangelegd, vaak in combinatie met een foto. Toch weerhoudt dit alles veel leden van de NMV niet om zich bezig te houden met deze interessante paddenstoeltjes.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Martijn Oud (leadfoto: Zijdefranjehoed); Freek van Loon