Extra boost voor bosbodem op de Hoge Veluwe
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)Wintereik, berk, boswilg, ratelpopulier, veldesdoorn en hazelaar: de bomen die worden aangeplant zijn allemaal zogenaamde 'rijkstrooiselsoorten': ze brengen mineralen uit de ondergrond naar boven, die via de afgevallen bladeren – het strooisel – weer in de bovengrond terechtkomen. Zo kan de bosbodem beter vocht vasthouden, en inkomend zuur bufferen.
Dat is nodig, want de bodem verzuurt steeds verder, onder andere door het neerslaan van stikstof uit de lucht. Ook krijgt het bos steeds vaker te maken met periodes van droogte als gevolg van klimaatverandering. Dit alles heeft een direct effect op de bomen boven de grond. De bodem is immers het fundament – de 'motor' – van alles wat erop en erin groeit.
Bodemtransplantatie
Om de bosbodem te verbeteren, wordt bij het aanplanten van de jonge bomen geëxperimenteerd met verschillende behandelingen. Eén daarvan is het toevoegen van steenmeel om de bodem minder zuur te maken. Ook krijgt een deel van de bomen na het planten een laagje 'entsel': grond uit een gezond bos, inclusief het cruciale bodemleven dat erbij hoort.
Dat bodemleven bestaat uit onder andere bacteriën, schimmels, aaltjes, springstaarten en mijten. In een handvol grond zitten wel 5.000 soorten, en meer dan 10 miljard individuen. "We hebben het bodemmateriaal vorige week verzameld in goed ontwikkelde bosgebieden", vertelt Sam Bielen die als aio aan het project verbonden is met begeleiding van het NIOO.
Met deze vorm van bodemtransplantatie hopen hij en zijn mede-onderzoekers de bodemkringlopen snel weer aan de gang te krijgen. Dus: het vastleggen van koolstof en stikstof in de bodem. "Bij elk boompje komt een liter bodem, dat gaat eromheen in een soort kegeltje. Zo kan het bij de wortels van de jonge boompjes komen, en kunnen ze direct interacteren."
Toekomstbestendig
De proef duurt vier jaar. De 43.200 jonge bomen worden verdeeld over 432 omheinde proefvakken, op acht locaties in het park. Ongeveer de helft van de plots ligt op arme grond, de andere helft op wat rijkere grond. Ook is er verschil in de begroeiing: naast plekken waar helemaal geen bos is, zijn er ook plekken waar nog grove den staat, maar met weinig ondergroei.
Door ook de verschillende behandelingen – steenmeel en bodem-enten – over de plots te verdelen of juist met elkaar te combineren, moet duidelijk worden wat het beste werkt en bij welke boomsoorten. De bomen zelf blijven na die vier jaar natuurlijk staan, en zullen zich hopelijk ontwikkelen tot een mooi gemengd loofbos mét een goed herstelde bodem.
"Het duurt tientallen jaren voordat de bomen groot zijn. In die tijd kunnen we nog heel wat leren over de beste receptuur voor een klimaat-slimme bosbodem!"
Tekst: NIOO-KNAW
Foto's: Jasper Wubs, NIOO-KNAW