Chrysoperla carnea_

Natuur op de stoep: een bijzondere gaasvlieg

Hortus botanicus Leiden
4-DEC-2022 - Het wordt winter en niet alleen mensen proberen zich te beschermen tegen de kou. Ook dieren doen dat, elk op hun eigen manier. Soms zoeken soorten voor hun overleven in het koude seizoen een beetje steun bij ons. Zoals het goudoogje, een algemeen stoepbeestje dat nu de warmte opzoekt. Het kiest een plaatsje in onze woningen, schuren en stallen om de winter veilig door te brengen.

Chrysoperla carnea – Nederlandse naam goudoogje - is een algemene gaasvlieg in ons land. De soort heeft een spanwijdte van 24 tot 29 millimeter en is normaal groen van kleur met een lichtgele lengteband aan de bovenzijde. Het is misschien wel de algemeenste onder de 22 soorten van groene gaasvliegen (familie Chrysopidae) die bij ons voorkomen. Maar algemeen betekent niet dat de soort geen interessante eigenschappen bezit.

Drie tot zes dagen nadat ze gelegd zijn, komen de eieren van goudoogjes uit.

Uit het ei

Goudoogje komt zoals elk insect uit een ei, in dit geval zo’n drie tot zes dagen nadat de eieren zijn gelegd op takjes of op de bladeren van planten. Die eieren zijn bijzonder, want ze staan op steeltjes. Dat biedt bescherming tegen rovers, zoals mieren die graag zo’n eitje lusten. Maar het beschermt de eieren ook tegen de net uitgekomen soortgenoten die er kannibalistische gewoonten op na houden.
De larven vervellen driemaal voordat ze volgroeid zijn. Dat is na ongeveer drie tot vier weken. Daarna spinnen de larven een min of meer ronde cocon waarin de larve verpopt. De pop ziet er al een beetje uit als de volwassen gaasvlieg. Hij heeft goed zichtbare poten en monddelen, maar nog geen vleugels. Alleen korte stompjes, vleugelscheden geheten.

Larve van een goudoogje.

Rustig laten overwinteren

In ons land overwinteren de meeste insecten als ei, larve of pop, maar het goudoogje overwintert als volwassen insect. De dieren veranderen daarbij van kleur, van groen naar bruin. Het is niet ongebruikelijk dat u in de herfst en de winter binnenshuis overwinterende gaasvliegen tegenkomt. Laat ze gewoon met rust. Ze doen geen mens kwaad en zorgen in het volgende voorjaar weer voor nakomelingen.

Volwassen gaasvliegen leven vooral van stuifmeel, honingdauw en andere stoffen.

Vraatzuchtige larven

Volwassen gaasvliegen zijn relatief vreedzaam, ze leven vooral van stuifmeel, honingdauw en andere stoffen. Maar de larven zijn kleine, vraatzuchtige vreetmachines. Ze zijn voorzien van een paar, voor de kop uitstekende, holle naaldvormige kaken, waarmee ze prooidieren aanprikken en leegzuigen. Ze doen dit zo efficiënt dat de dieren op grote schaal worden gekweekt om te worden ingezet als biologisch bestrijder. Ze hebben namelijk een natuurlijke voorkeur voor bladluizen. Die kunnen in sommige gevallen schadelijk zijn voor gewassen waarvan wij de vruchten eten of die we koesteren als siergewas. Maar bij voldoende voedselaanbod kunnen de larven ook leven van thrips, wolluizen of andere plaaginsecten. Kwekers kunnen bij gespecialiseerde bedrijven de eitjes van gaasvliegen kopen, zo’n honderd tot vijfhonderd per verpakking, die moeten worden uitgezet op het te beschermen gewas. Na enkele dagen komen de eitjes uit, de piepjonge larfjes gaan meteen op zoek naar prooi en beginnen dadelijk te eten. Een volgroeide gaasvlieglarve kan gedurende zijn leven wel meer dan vijfhonderd bladluizen aan. Dat zet zoden aan de dijk. De larven leven zo’n drie à vier weken en verpoppen dan. Na enige tijd ontpopt de volwassen gaasvlieg die vervolgens wegvliegt. De bedrijven die de eitjes leveren adviseren daarom om na drie tot vier weken opnieuw eitjes uit te zetten. Zo blijft ook die handel profijtelijk.

Goudvliegen lokken hun partners door een liefdeslied te trommelen.

Trommelen

De dieren hebben een interessant voortplantingsritueel. Ze trommelen een liefdeslied om partners te lokken. Ze doen dit door met hun achterlijf op een hard oppervlak te timmeren. Het geluid dat ze zo maken is heel zacht. Wij mensen kunnen het niet horen, maar door het op te nemen en versterkt af te spelen horen we het wel. Toen dit getrommel bekend werd en het beter werd onderzocht, bleek dat er sprake was van een aantal trommeldeuntjes die elk bij een aparte soort Chrysoperla behoren. In de afgelopen jaren zijn zes soorten onderscheiden. Deze soorten lijken in vorm en kleur zo sterk op elkaar, dat wij ze zo op het oog maar moeilijk kunnen onderscheiden. Maar voor de gaasvliegen is dat geen probleem, aangezien ze elkaar veel beter herkennen aan het geluid dat ze maken dan aan kleur of andere lichaamskenmerken. Wetenschappers noemen zo’n groepje sterk verwante en op elkaar lijkende, maar genetisch toch gescheiden soorten ‘sibling species’. Ook in andere delen van de wereld, zoals Oost-Azië of Noord-Amerika komen verwante soorten voor. Maar helaas is het niet altijd even duidelijk of het bij daar gevonden Chrysoperla gaat om de uitgezette Europese Chrysoperla carnea of om inheemse soorten. 

De conclusie: het goudoogje (Chrysoperla carnea) mag dan algemeen zijn, maar is verre van gewoon. 

Tekst: Ad Mol, Natuurmuseum Brabant
Foto's: Tineke Cramer, Natuurmuseum Brabant;