Wapsenerveld

Met kennis van zaken stikstof te lijf

OBN Natuurkennis
28-JUN-2022 - Dat stikstof negatieve gevolgen heeft voor de biodiversiteit is al lang duidelijk. Daarom presenteerden Rijk en provincies in december 2020 het Uitvoeringsprogramma Natuur (UPN). Met dit ambitieuze programma geeft de overheid een extra impuls aan het herstel van natuurgebieden die te lijden hebben onder stikstof. Kennisnetwerk OBN ondersteunt het UPN met ecologisch onderzoek.

Als er teveel stikstof in lucht, bodem of water terechtkomt gaan planten als bramen, brandnetels en gras harder groeien en overwoekeren ze andere planten. Daardoor verdwijnen ook de insecten, vogels en andere dieren die afhankelijk zijn van de overwoekerde planten. Er bestaan verschillende maatregelen om dit tegen te gaan, zoals het afgraven van de grond waar teveel stikstof inzit, of het toedienen van steenmeel om de verzuring door stikstof te verminderen. Deze herstelmaatregelen staan nog in de kinderschoenen. Er is nog veel onduidelijk over de gevolgen van stikstof en de effecten van herstelmaatregelen. Om beleidsmakers en natuurbeheerders te helpen daadwerkelijk effectieve maatregelen te treffen, lopen er bij Kennisnetwerk OBN op dit moment verschillende onderzoeken.

Pijpenstrootje

Vergrassing van droge heide

Het eerste UPN-onderzoek gaat over vergrassing van droge heide. Door de toename van stikstof in de bodem groeien veel heidevelden dicht met pijpenstrootje. Dit gaat ten koste van typische heidesoorten als heidezegge, tandjesgras en borstelgras. Vanaf 1980 gingen natuurbeheerders vergrassing te lijf met intensieve herstelmaatregelen zoals plaggen en chopperen (diep maaien, of ondiep plaggen). De laatste jaren wordt echter duidelijk dat deze maatregelen een grote impact hebben op het natuurgebied. Bovendien heeft er een verschuiving plaatsgevonden van vergrassing door bochtige smele naar vergrassing door pijpenstrootje. Dit vraagt om nieuw onderzoek. Welke bodemkundige en bodemchemische omstandigheden zorgen ervoor dat pijpenstrootje gaat woekeren? In welke situaties kunnen de kenmerkende soorten kruiden en kleine dieren zich weer vestigen op de droge heide? Onderzoekers van Wageningen University & Research zoeken het uit.

Met de groene specht gaat het goed in Nederland

Het paapje gaat in aantal achteruit

 

Vogels van bos en hei

Het tweede UPN-onderzoek richt zich op insectenetende vogels in het droge bos en op de hei. Sommige vogels gaan sterk in aantal achteruit, zoals zwarte mees, paapje en tapuit. Andere insectenetende vogelsoorten in hetzelfde ecosysteem, zoals groene specht, nachtzwaluw en roodborsttapuit, nemen juist toe. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen populaties van dezelfde soort in verschillende gebieden. Hoe dat komt is nog onbekend. Voor het beheer is het van groot belang te weten welke broedvogelsoorten op welke plekken problemen ervaren. Ook moet er helderheid komen over de gevolgen voor broedvogels van effectgerichte maatregels als steenmeelbemesting. De vogelexperts van Sovon analyseren de aantalsgegevens en volgen de vogels in het veld.

Toepasbaar onderzoek

De komende jaren zet Kennisnetwerk OBN nog veel meer UPN-onderzoek in gang, bijvoorbeeld over het herstel van eikenbossen, natuurinclusieve landbouw in overgangsgebieden en insectvriendelijk maaibeheer. Het doel van de onderzoeken is steeds om tot concrete aanbevelingen te komen, waarmee natuurbeheerders in het veld het verschil kunnen maken.

Tekst: Sofia Opfer, Kennisnetwerk OBN
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga; Jan van der Straaten, Saxifraga