Ven

Stikstofdepositie negatief voor libellen van voedselarme milieus

De Vlinderstichting, SoortenNL
11-APR-2022 - Libellen zijn als aquatische insecten gevoelig voor veranderingen in het zoete water. Met veel soorten gaat het goed, maar juist bij de libellen van voedselarme milieus zien we dat veel soorten negatieve trends hebben. Eén van de factoren die hier een rol spelen is de te hoge stikstofdepositie die leidt tot voedselrijkdom en verzuring.

Sluipmoordenaar Stikstof

De hoge stikstofdepositie is, naast een juridisch en een beleidsmatig probleem, ook echt een probleem voor de natuur. Stikstof is de grootste drukfactor voor de natuur en de effecten ervan zijn zichtbaar in nagenoeg alle soortgroepen en in bijna alle natuurgebieden. Om dat in beeld te brengen maakt SoortenNL de reeks Sluipmoordenaar Stikstof waarin niet puur juridisch of beleidsmatig, maar vanuit de soorten gekeken wordt naar de invloed die stikstof heeft op de natuur. Die is – spoiler alert – enorm.

In Nederland is al lang relatief veel interesse in libellen. Hierdoor weten we veel over welke soorten waar voorkomen. Na dagvlinders is het zelfs de best bestudeerde groep insecten in Nederland. Doordat libellen als larve in het water leven, is vooral de toestand van het zoete water van belang voor het voorkomen van libellensoorten. Zoals vrijwel altijd bij ecologische vraagstukken is er niet één factor die bepaalt hoe het met deze groep gaat, maar zijn er veel factoren die tegelijk spelen. Klimaatverandering, inclusief de toename van droge zomers, heeft een flinke impact op de libellengemeenschap. Daarnaast zijn vervuiling van grond- en oppervlaktewater met zowel voedingsstoffen als pesticiden een probleem en zijn er interacties tussen de verschillende bedreigingen. Stikstofdepositie is ook nog steeds een belangrijk probleem voor Nederlandse libellen.

Stikstofdepositie heeft twee belangrijke gevolgen voor libellen. Ten eerste is stikstof een voedingsstof voor planten en meer stikstof leidt tot meer plantengroei en een dominantie van snelgroeiende planten. Ten tweede leidt stikstofdepositie tot verzuring. Beide hebben negatieve gevolgen, soms voor verschillende maar vaak ook voor dezelfde libellensoorten. De rol van stikstof als voedingsstof speelt een rol in verschillende ecosystemen.

Een ven in het oosten van Duitsland waar de stikstofdepositie veel lager is dan in Nederland. De typische plantensoorten van voedselarme omstandigheden worden niet verdrongen door pijpenstrootje en dennen blijven klein doordat het zo stikstofarm isEen hoogveen in Finland waar de stikstofdepositie veel lager is. Er is veel minder vergrassing dan in Nederlandse hoogvenen en de in Nederland uiterst zeldzame venglazenmaker en noordse glazenmaker zijn hier algemeen

 

Hoogvenen en voedselarme vennen zijn van nature stikstof-gelimiteerd. In de hoogveenrestanten in Nederland zien we een sterke toename van pijpenstrootje en opslag van bomen. Hierdoor verdwijnen de slenken en veenputjes in het veen waar onder andere hoogveenglanslibellen, noordse glazenmakers en dwergjuffers leven. Gedeeltelijk komt dit doordat ze overgroeid raken, maar de toename van forse grassen en bomen leidt ook tot meer verdamping en versterkt dus de verdroging. Tenslotte wordt het water in voedselarme vennen voedselrijker door een te hoge stikstofdepositie. Hierdoor zien we verschuivingen in de vegetatie en de libellenfauna waarbij de bijzondere soorten van vennen, zoals de maanwaterjuffer vervangen worden door algemene soorten als azuurwaterjuffer.

Er zijn een aantal libellensoorten gebonden aan pioniersituaties, bijvoorbeeld zuidelijke oeverlibel en tengere grasjuffer. Door de hoge stikstofdepositie groeien deze veel sneller dicht dan onder natuurlijke omstandigheden. Hierdoor zijn ze maar kort bruikbaar voor deze soorten. Veel andere libellensoorten zijn minder strikte pioniers, maar hebben wel open plekken nodig. Bandheidelibel en beekoeverlibel leven in kleine beekjes en bij bronnen, maar die moeten wel zonnig zijn. Als de vegetatie te ver dichtgroeit, zullen deze verdwijnen. Hier geldt ook dat als de omstandigheden voedselarm zijn, de open situatie van nature lang kan blijven bestaan. Een toename van voedselrijkdom, onder andere door stikstofdepositie, kan er echter toe leiden dat het dichtgroeit en deze soorten verdwijnen.

Dit vrouwtje noordse glazenmaker legt eieren in het veenmos in een hoogveen. Deze soort is in Nederland erg zeldzaam gewordenVerzuring is, voor libellen, vooral een probleem in vennen. Vennen kunnen meer of minder gebufferd zijn. Sommige vennen hebben vrijwel alleen regenwater en zijn dus van nature licht zuur en zwak gebufferd. Andere vennen staan onder invloed van lokaal grondwater, waardoor ze een klein beetje bufferende stoffen krijgen en daarmee iets minder zuur zijn. In de vorige eeuw zijn door de depositie van zwavel- en stikstofverbindingen, de bekende zure regen, veel vennen sterk verzuurd. Daarbij is ook in veel vennen een sliblaag ontstaan. In deze periode zijn de libellen van vennen sterk achteruitgegaan. Door regelgeving is de depositie van zwavel sterk afgenomen en de depositie van stikstof iets afgenomen, maar ze zijn nog steeds te hoog. Veel soorten van vennen, zoals kiezelwieren en planten, hebben zich enigszins hersteld, mede door venherstel dat op veel plekken is uitgevoerd. Veel vennen zijn echter nog verzuurd en bij de voor libellen van zwakgebufferde vennen zien we juist de laatste tien jaar een sterke afname. Hier lijkt een interactie tussen klimaatverandering en stikstofdepositie een rol te spelen.

Stikstofdepositie blijft een probleem voor de Nederlandse natuur, vaak in samenhang met andere bedreigingen. Toegenomen plantengroei door stikstof zorgt voor meer verdamping en verdroging. Verdroging zorgt er weer voor dat de voedingsstoffen meer geconcentreerd worden. De verzurende effecten van stikstofdepositie kunnen gedeeltelijk gecompenseerd worden door de toevoer van gebufferd grondwater. De grondwaterstand is echter op de meeste plekken gedaald en de kwaliteit van het grondwater is vaak ook onvoldoende.

Tekst: Roy van Grunsven, De Vlinderstichting
Foto’s: Christophe Brochard; Roy van Grunsven; Antoine van der Heijden