Rijk strooisel biedt kansen tegen bodemverzuring
OBN NatuurkennisTijdens de OBN-Veldwerkplaats op 12 oktober was het verschil tussen bodems onder de rijkstrooiselsoorten en de armere soorten duidelijk te zien. Maaike Weijters en Ellen Desie schepten in het Bomenpark in Heesch profielen uit de bodem van bosvakken met verschillende bomen: zomereik, douglas, lariks, beuk, tamme kastanje, linde en vogelkers. Vooral linde en vogelkers staan bekend als rijkstrooiselsoorten, maar ook de douglas geeft rijker strooisel dan de gemiddelde naaldboomsoort. Omdat de omstandigheden verder vergelijkbaar zijn, kon de invloed van de verschillende boomsoorten goed worden vergeleken. Het eerste wat opviel was de dikte van de strooisellaag. Onder de linde en vogelkers lag bijna niets, terwijl de bodem onder de beuken en lariksen met een dikke laag strooisel bedekt was. Dit laat zien dat het strooisel van de rijkstrooiselsoorten makkelijker en sneller wordt afgebroken.
Lekker strooisel
Ellen Desie legt uit hoe dat komt: “Bodemdiertjes lusten het rijkstrooisel graag, omdat er weinig moeilijk afbreekbare koolstofketens in zitten. Ook zitten er veel stikstof en andere voedingsstoffen als calcium, magnesium en kalium in het blad. Daarom wordt het snel afgebroken. Wormen hebben calcium en magnesium nodig om te overleven. Zij brengen het afgebroken strooisel dieper de grond in.”
Ook dit is goed te zien in de bodemprofielen van het Bomenpark. Onder de eiken, beuken en lariksen is een scherpe lijn te zien tussen de humuslaag en de minerale grond daaronder. Onder de douglas, tamme kastanje, linde en vogelkers is die overgang veel geleidelijker. De humus en de minerale grond zijn door de bodemdieren goed gemengd. De onderzoekers maten ook de pH van de bodem in de verschillende bosvakken. Die varieerde van 3,5 onder de beuken (zuur), tot 4,5 onder de vogelkers en douglas (minder zuur).
De armste zandgronden
In de bodem van het Bomenpark zit een beetje leem. Dat blijkt een belangrijke voorwaarde te zijn voor het positieve effect van de rijkstrooiselsoorten. De onderzoekers zagen namelijk ook op andere zandgronden dat de rijkstrooiselsoorten vooral effect hebben op de bodemchemie als er een beetje leem of redelijk wat organische stof in de grond zit. De invloed van rijkstrooisel op de armste zandgronden, zoals stuifzanden, is echter bijna nihil.
Dat komt volgens Maaike Weijters vooral door het gebrek aan basische kationen, zoals calcium, magnesium en kalium: “De armste zandgronden zijn extra gevoelig voor verzuring. Ze zijn in Nederland en België dan ook vaak in slechte conditie. Er zijn nauwelijks basische kationen beschikbaar voor de rijkstrooiselsoorten, maar ook is de bodem niet meer geschikt voor regenwormen en ander bodemleven, zoals schimmels, bacteriën, meso- en macrofauna. Die zijn nodig voor de afbraak van het blad. Momenteel wordt er volop onderzoek gedaan naar mogelijkheden voor herstel van deze zeer arme zandgronden.”
Stikstofuitstoot verminderen
Hoewel er nog veel uitgezocht moet worden, is het zaak om niet op de resultaten te wachten. Bosbeheerders kunnen nu al beginnen met de aanplant van rijkstrooiselsoorten.
“Bodemverzuring grijpt op veel plekken in het bossysteem in,” zegt Weijters. “Het is daarom van groot belang ervoor te zorgen dat bosbodems die nog in redelijke conditie zijn, niet verder verzuren. Tegelijkertijd moet natuurlijk de depositie van stikstof drastisch omlaag, want die werkt niet alleen verzurend, maar ook nog eens vermestend. Rijkstrooiselsoorten kunnen nu al helpen om de kwaliteit van de bossen te behouden totdat de stikstofdepositie omlaag is gebracht. Daarna zullen ze bijdragen aan het herstel van deze bosbodems.”
Meer informatie
Tekst: Sofia Opfer, OBN Natuurkennis
Foto's: Sofia Opfer; Pascal Sauren; Pixabay